Dutch grammar overview

Find Dutch grammar tables, exercises, worksheets and presentations optimized for usage during conversation classes.

    Applied grammar Worksheets and exercises Audio and video

Enroll now!

A1.1.1: Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…) (Personal pronouns (ik, jij, hij,...))

Type: Pronouns
Chapter: Groeten en afscheid (Greetings and Farewells)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.2.2: Het alfabet en de uitspraak (The alphabet and pronunciation)

Type: Alphabet
Chapter: Je naam zeggen (Telling your name)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.3.2: Bepaalde en onbepaalde lidwoorden (de, het, een) (Definite and indefinite articles (de, het, een))

Type: Articles
Chapter: Waar kom je vandaan? (Where are you from?)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.3.3: Het zelfstandig naamwoord (enkelvoud & meervoud) (The noun (singular & plural))

Type: Nouns
Chapter: Waar kom je vandaan? (Where are you from?)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.4.2: Hoofdtelwoorden (Cardinal numbers)

Type: Numbers
Chapter: Cijfers en tellen (Numbers and counting)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.5.3: De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...) (The possessive pronouns (mijn, jouw, zijn,...))

Type: Pronouns
Chapter: Familie (Family)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.6.2: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer) (Question words (hoe, hoeveel, waar, wanneer))

Type: Questions
Chapter: Je leeftijd zeggen (Saying your age)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.7.2: Vraagwoorden (wie, wat, welk(e)) (Question words (wie, wat, welk(e)))

Type: Questions
Chapter: Beroepen en studies (Professions and studies)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.8.2: Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden (Present simple tense: regular verbs)

Type: Verbs
Chapter: Adres en contactgegevens (Address and contact details)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.8.3: Hoofdzinnen en ja/nee-vragen (Main clauses and yes/no questions)

Type: Questions
Chapter: Adres en contactgegevens (Address and contact details)
Level: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

A1.9.2: Voorzetsels van tijd (in, om, op, voor,...) (Prepositions of time (in, om, op, voor,...))

Type: Prepositions
Chapter: Dagen van de week en dagdelen (Days of the week and parts of the day)
Level: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (From hours to seasons)

A1.10.2: Onpersoonlijke werkwoorden (Impersonal verbs)

Type: Verbs
Chapter: Het weer (The weather)
Level: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (From hours to seasons)

A1.11.1: Rangtelwoorden (Ordinal numbers)

Type: Numbers
Chapter: Rangtelwoorden (Ordinal numbers)
Level: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (From hours to seasons)

A1.12.2: Toekomende tijd met 'gaan' (Future tense with 'gaan')

Type: Verbs
Chapter: Seizoenen, maanden en delen van het jaar (Seasons, months and parts of the year)
Level: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (From hours to seasons)

A1.13.2: Hoe zeg je de tijd? (How do you tell the time?)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Hoe laat is het? De klok lezen. (Telling the time and reading the clock)
Level: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (From hours to seasons)

A1.14.2: Hoe formuleer je de datum? (How do you formulate the date?)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Kalenderdata en feestdagen (Calendar dates and holidays)
Level: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (From hours to seasons)

A1.15.2: Nevenschikkende voegwoorden (en, maar, of, want) (Coordinating conjunctions (en, maar, of, want))

Type: Conjunction
Chapter: Dagelijks eten (Daily food)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.16.2: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren) (Reflexive verbs (to wash oneself, to shave oneself))

Type: Verbs
Chapter: Dagelijkse routines (Daily routines)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.17.2: Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen) (Modal verbs (moeten, kunnen, mogen))

Type: Verbs
Chapter: Koken en bakken (Cooking and baking)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.18.2: De uitspraak van ui, ou, eu, oe (The pronunciation of ui, ou, eu, oe)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Dingen vragen (Asking things)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.19.2: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...) (Adverbs of quantity (veel, weinig, genoeg, ...))

Type: Adverbs
Chapter: Prijzen en geld (Prices and money)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.20.2: Uitspraak van 'e', 'ee' en 'e' (Pronunciation of 'e', 'ee' and 'e')

Type: Sentences / word combination
Chapter: Boodschappen doen (Grocery shopping)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.21.2: Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...) (Personal pronouns: object (mij, jou, hem,...))

Type: Pronouns
Chapter: In de kledingwinkel (At the clothing shop)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.22.2: Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden (Frequently used irregular verbs)

Type: Verbs
Chapter: Lichaamsdelen (Body parts)
Level: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Day to day)

A1.23.2: Bijvoeglijke naamwoorden (Adjectives)

Type: Adjectives
Chapter: Fysiek en uiterlijk (Physical appearance)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.24.2: Het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren (Expressing preferences and dislikes)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Kleuren (Colours)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.25.2: Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,... (Prepositions Om, door, aan, naar, met,...)

Type: Prepositions
Chapter: Emoties en gevoelens (Emotions and feelings)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.26.2: Trappen van vergelijking (Degrees of comparison)

Type: Adjectives
Chapter: Zintuigen en waarnemen (Senses and perceiving)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.27.2: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat) (Demonstrative pronouns (deze, die, dit, dat))

Type: Pronouns
Chapter: Vormen en figuren (Shapes and forms)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.28.2: Negatie (Negation)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Karakter en persoonlijkheid (Character and personality)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.29.2: Verkleinwoorden (Diminutives)

Type: Nouns
Chapter: Fysieke toestanden en sensaties (Physical states and sensations)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.30.2: Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,... (Adverbs Anders, graag, zo, heel,...)

Type: Adverbs
Chapter: Ziekte en pijn (Sickness and pain)
Level: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

A1.31.2: Gebruik van 'er' en 'daar' (Use of 'er' and 'daar')

Type: Sentences / word combination
Chapter: Ons huis (Our house)
Level: A1
Module 5 (A1): Thuis (At home)

A1.32.2: Uitspraak van \"sch\", \"ch\", \"g\" (Pronunciation of "sch", "ch", "g")

Type: Sentences / word combination
Chapter: Meubilair (Furniture)
Level: A1
Module 5 (A1): Thuis (At home)

A1.33.1: Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...) (Prepositions of place (aan, in, onder,...))

Type: Prepositions
Chapter: Servies (Tableware)
Level: A1
Module 5 (A1): Thuis (At home)

A1.34.1: Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal) (Indefinite pronouns (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal))

Type: Pronouns
Chapter: Huishoudelijke apparaten (Household appliances)
Level: A1
Module 5 (A1): Thuis (At home)

A1.35.2: Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook (Connecting sentences with dus, omdat, want, ook)

Type: Conjunction
Chapter: Huisvesting en accommodatie (Housing and accommodation)
Level: A1
Module 5 (A1): Thuis (At home)

A1.36.1: Zijn aan het + infinitief (To be doing + infinitive)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Kamerplanten en tuinplanten (Houseplants and garden plants)
Level: A1
Module 5 (A1): Thuis (At home)

A1.37.1: Uitspraak van 'ij' en 'ei' (Pronunciation of 'ij' and 'ei')

Type: Sentences / word combination
Chapter: Jouw huisdieren (Your pets)
Level: A1
Module 5 (A1): Thuis (At home)

A1.38.2: Het voltooid deelwoord met hebben/zijn (The past participle with hebben/zijn)

Type: Verbs
Chapter: Dagelijkse diensten (Everyday services)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A1.39.2: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord (Past participles as adjectives)

Type: Adjectives
Chapter: Eten bestellen en uit eten gaan (Ordering food and dining out)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A1.40.3: Bijwoorden van frequentie (soms, vaak, nooit, ...) (Adverbs of frequency (soms, vaak, nooit, ...))

Type: Adverbs
Chapter: Sport en beweging (Sports and exercise)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A1.41.1: Bijwoorden van tijd (nu, dan, morgen...) (Adverbs of time (nu, dan, morgen...))

Type: Adverbs
Chapter: Hobby's beschrijven (Describing hobbies)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A1.42.1: Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...) (Prepositions of direction (door, langs, naar, ...))

Type: Prepositions
Chapter: Transport (Transportation)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A1.43.2: Gebiedende wijs (Imperative mood)

Type: Verbs
Chapter: Routebeschrijving vragen en geven (Asking for and giving directions)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A1.44.2: Gebruik van zullen (voorstel, belofte, waarschijnlijkheid) (Use of zullen (suggestion, promise, probability))

Type: Sentences / word combination
Chapter: Vrijdagavond uit (Friday night out)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A1.45.1: Woorden met een trema (Words with a diaeresis)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Muziek en kunst (Music and art)
Level: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (The city and the village)

A2.1.1: Werkwoorden met '(om) te', 'laten' en 'aan het' (Verbs with '(om) te', 'laten' and 'aan het')

Type: Verbs
Chapter: Vakantieplannen (Holiday plans)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.2.1: Wanneer geen artikel gebruiken (When not to use an article)

Type: Articles
Chapter: Je bagage pakken (Packing your luggage)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.3.1: Onregelmatige vergelijkingen (Irregular comparisons)

Type: Adjectives
Chapter: Boek uw accommodatie (Book your accomodation)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.4.2: Voorzetselgroep (prepositional phrase)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Op het vliegveld en in het vliegtuig. (At the airport and in the plane.)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.4.1: Algemene zinsbouw (General sentence structure)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Op het vliegveld en in het vliegtuig. (At the airport and in the plane.)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.5.1: Verschil tussen heel, zeer en veel" (Difference between heel, zeer and veel)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Transport huren (Rent your transportation)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.6.1: Het meewerkend voorwerp (the indirect object)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Op hotel (At the hotel)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.7.1: Voltooid deelwoord: sterke en zwakke werkwoorden (Past participle: strong and weak verbs)

Type: Verbs
Chapter: Als toerist in de stad (As a Tourist in the City)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.8.1: Onregelmatige voltooid deelwoorden (Irregular past participles)

Type: Verbs
Chapter: Vakantieramp? (Holiday disaster?)
Level: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Travelling: into the wild!)

A2.9.1: Onvoltooid verleden tijd: zwakke werkwoorden (Past simple tense: regular verbs)

Type: Verbs
Chapter: Papierwerk en bureaucratie (Paperwork and bureaucracy)
Level: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Society and government)

A2.10.2: Onvoltooid verleden tijd: regelmatige werkwoorden met klankverandering (Past tense: regular verbs with vowel change)

Type: Verbs
Chapter: Heb je het nieuws gehoord? (Did you hear the news?)
Level: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Society and government)

A2.11.2: Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden (Simple past tense: strong verbs)

Type: Verbs
Chapter: Hulpdiensten (Emergency services)
Level: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Society and government)

A2.12.1: Onvoltooid verleden tijd: onregelmatige werkwoorden (Past simple tense: irregular verbs)

Type: Verbs
Chapter: Mijn tijd op school (My time at school)
Level: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Society and government)

A2.13.1: Wensen uitdrukken met de onvoltooid verleden tijd (Expressing wishes with the imperfect tense)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Bij de bank (At the bank)
Level: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Society and government)

A2.14.1: Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week) (Time indications with onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week))

Type: Sentences / word combination
Chapter: Universitaire opleiding (University degree)
Level: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Society and government)

A2.15.1: Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd? (Present perfect or simple past?)

Type: Verbs
Chapter: De regering en verkiezingen (The government and elections)
Level: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Society and government)

A2.16.1: Toekomende tijd (zullen, gaan) (Future tense (zullen, gaan))

Type: Verbs
Chapter: Naar een concert gaan (Going to a concert)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.17.1: De reële voorwaarde (the real condition)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Vrienden bezoeken (Visiting friends)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.18.1: Samengestelde zelfstandige naamwoorden (Compound nouns)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Bezoek het platteland (Visit the countryside)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.18.2: Onbepaalde telwoorden (veel, weinig, wat) (Indefinite numerals (veel, weinig, wat, ...))

Type: Numbers
Chapter: Bezoek het platteland (Visit the countryside)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.19.1: Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars) (Reciprocal pronoun (elkaar, elkaars))

Type: Pronouns
Chapter: Op de camping (At the camping)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.20.1: Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles) (Indefinite pronouns (such as iemand, niemand, alles))

Type: Pronouns
Chapter: Familie-uitje naar de dierentuin (Family trip to the zoo)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.20.2: Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden (Independent use of demonstrative pronouns)

Type: Pronouns
Chapter: Familie-uitje naar de dierentuin (Family trip to the zoo)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.21.1: Zinsbouw: inversie (Sentence structure: inversion)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Op zondag een wandeling maken. (Going for a Sunday walk.)
Level: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Weekend plans)

A2.22.1: Tijdsbepalingen: voordat, nadat, als, wanneer (Time expressions: before, after, if, when)

Type: Adverbs
Chapter: Persoonlijke hygiëne (Personal hygiene)
Level: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.23.1: Meervoud van zelfstandig naamwoord (Plural of noun)

Type: Nouns
Chapter: Hobbylessen (Hobby classes)
Level: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.24.1: Uitzonderingen bij het meervoud (Exceptions in the plural)

Type: Nouns
Chapter: Afhaalmaaltijden (Takeaway food)
Level: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.25.1: Betrekkelijke voornaamwoorden (die, dat, wat, wie) (Relative pronouns (die, dat, wat, wie))

Type: Pronouns
Chapter: Gezonde voeding en gewoontes (Healthy food and habits)
Level: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.26.1: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e (Adjective with or without -e)

Type: Adjectives
Chapter: (Duurzaam) vervoer ((Sustainable) transport)
Level: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.27.1: Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord (Strong verbs: simple past tense and past participle)

Type: Verbs
Chapter: Kledingstijlen en mode (Clothing styles and fashion)
Level: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.28.1: Tijdsuitdrukkingen (deze week, een tijd geleden, ...) (Time expressions (deze week, een tijd geleden, ...))

Type: Sentences / word combination
Chapter: Oefening en levensstijl (Exercise and lifestyle)
Level: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.29.1: Onvoltooid verleden toekomende tijd (imperfect future tense)

Type: Verbs
Chapter: Bij de makelaar (At the real estate agent)
Level: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Daily household)

A2.30.1: De irreële voorwaarde (the unreal conditional)

Type: Sentences / word combination
Chapter: In de bibliotheek (At the library)
Level: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Daily household)

A2.31.1: Advies geven (Giving advice)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Bucketlist (Bucket list)
Level: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Daily household)

A2.32.1: Wensen, beleefdheid en suggesties met onvoltooid verleden toekomende tijd (Wishes, politeness and suggestions with onvoltooid verleden toekomende tijd)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Gezinsplannen (Family plans)
Level: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Daily household)

A2.33.1: Bijwoorden: binnenkort, pas, misschien, graag, anders (Adverbs: binnenkort, pas, misschien, graag, anders)

Type: Adverbs
Chapter: Mijn eigen bedrijf (My own business)
Level: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Daily household)

A2.34.1: Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden (coordinating and subordinating conjunctions)

Type: Conjunction
Chapter: Met pensioen gaan (To be retired)
Level: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Daily household)

A2.35.1: Voorzetsels binnen, rond, tegen, vanuit (Prepositions binnen, rond, tegen, vanuit)

Type: Prepositions
Chapter: Lokale diensten en winkels (Local services and shops)
Level: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Daily household)

A2.36.1: Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e)) (Interrogative pronouns (wie, wat, welk(e)))

Type: Pronouns
Chapter: Van postkantoor naar e-mail (From post office to email)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)

A2.37.1: Scheidbare werkwoorden (Separable verbs)

Type: Verbs
Chapter: Op zoek naar een baan (Looking for a job)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)

A2.38.1: Vraagzin (Interrogative sentence)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Sollicitatiegesprek (Job interview)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)

A2.39.1: Woordvolgorde in gebiedende wijs (Word order in the imperative)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Teamwerk (Teamwork)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)

A2.40.1: Akkoord en niet akkoord uitdrukken (Expressing agreement and disagreement)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Kantoor en vergaderingen (Office and meetings)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)

A2.41.1: Je mening geven (giving your opinion)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Meningen en onderhandelingen (Opinions and negotiations)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)

A2.42.1: Indirecte rede (Indirect speech)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Organisatie en delegatie (Organisation and delegation)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)

A2.43.1: Passieve zinnen (Passive sentences)

Type: Sentences / word combination
Chapter: Thuiswerken of op kantoor? (Remote work or the office?)
Level: A2
Module 6 (A2): Op het werk (At work)