10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation
Previous Next

Vocabulary (10)

Het blad: The leaf (Dutch)

De tuinman veegt het blad van de tafel.

Show

The gardener sweeps the leaf from the table. Show

Het blad

Show

The leaf Show

De steen: The stone (Dutch)

De steen ligt naast de plant in de tuin.

Show

The stone is next to the plant in the garden. Show

De steen

Show

The stone Show

De bloem: The flower (Dutch)

De bloem staat mooi in de tuin.

Show

The flower looks beautiful in the garden. Show

De bloem

Show

The flower Show

De plant: The plant (Dutch)

De tuinman is de plant aan het sproeien in de tuin.

Show

The gardener is watering the plant in the garden. Show

De plant

Show

The plant Show

De boom: The tree (Dutch)

De boom is aan het groeien in de tuin.

Show

The tree is growing in the garden. Show

De boom

Show

The tree Show

De aarde: The earth (Dutch)

De tuinman is de aarde aan het sproeien.

Show

The gardener is watering the soil. Show

De aarde

Show

The earth Show

Het zaad: The seed (Dutch)

Het zaad is aan het groeien in de tuin.

Show

The seed is growing in the garden. Show

Het zaad

Show

The seed Show

De tuinman: The gardener (Dutch)

De tuinman is aan het sproeien in de tuin.

Show

The gardener is watering in the garden. Show

De tuinman

Show

The gardener Show

Sproeien (to spray) - Verb conjugation and exercises

Jullie sproeien de heg.

Show

You are watering the hedge. Show

Sproeien

Show

To spray Show

Zaaien (to sow) - Verb conjugation and exercises

Zij zaaien en sproeien dagelijks.

Show

They sow and water daily. Show

Zaaien

Show

To sow Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Zeg wat je in de tuin kunt zien. (Say what you can see in the garden.)
  2. Beschrijf je eigen of je ideale tuin. (Describe your own or your ideal garden.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

In the garden

Example phrases:

Er zijn paarse bloemen in de tuin.

There are purple flowers in the garden.

Er is een grote oude boom.

There is a big old tree.

Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin.

I have yellow and pink flowers in my garden.

Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen.

I have a swing in my garden for my children.

Ik heb geen cactussen in mijn tuin.

I don't have cactuses in my garden.

Ik water mijn planten elke 3 dagen.

I water my plants every 3 days.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
in de | De tuinman | plant aan | het sproeien | tuin. | is de
De tuinman is de plant aan het sproeien in de tuin.
(The gardener is watering the plant in the garden.)
2.
veegt het | blad van | de tafel. | De tuinman
De tuinman veegt het blad van de tafel.
(The gardener sweeps the leaf from the table.)
3.
aarde aan | het sproeien. | De tuinman | is de
De tuinman is de aarde aan het sproeien.
(The gardener is watering the soil.)
4.
in de | tuin. | De bloem | staat mooi
De bloem staat mooi in de tuin.
(The flower looks beautiful in the garden.)
5.
planten zijn | aan het | De bloemen | groeien daar. | en de
De bloemen en de planten zijn aan het groeien daar.
(The flowers and the plants are growing there.)
6.
tuin. | is aan | het groeien | in de | Het zaad
Het zaad is aan het groeien in de tuin.
(The seed is growing in the garden.)
7.
in de | tuin. | De steen | ligt naast | de plant
De steen ligt naast de plant in de tuin.
(The stone is next to the plant in the garden.)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

De boom

The tree

2

De bloem

The flower

3

De steen

The stone

4

Zaaien

To sow

5

De aarde

The earth

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

zaai, zaait, zaaien

1.
Jullie ... zaden in de bloemperk.
(You are sowing seeds in the flower bed.)
2.
Hij ... elke plant met zorg.
(He sows each plant with care.)
3.
Ik ... het zaad in de aarde.
(I sow the seed in the soil.)
4.
Zij ... en sproeien dagelijks.
(They sow and spray daily.)
5.
Jij ... bloemen naast de steen.
(You sow flowers next to the stone.)
6.
Wij ... samen in de tuin.
(We sow together in the garden.)

Exercise 5: Zijn aan het + infinitief

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Are + ing form

Show translation Show answers

aan het sproeien, zijn aan het klimmen, is aan het werken, is aan het groeien, zijn aan het verwelken, aan het regenen is

1. Sproeien:
Wij zijn ... in de tuin.
(We are watering the garden.)
2. Klimmen:
Jullie ... in de boom
(You are climbing in the tree)
3. Regenen:
De aarde wordt erg vochtig, omdat het ....
(The earth is getting very wet because it is raining.)
4. Verwelken:
De bloemen ....
(The flowers are wilting.)
5. Groeien:
Het zaad ....
(The seed is growing.)
6. Werken:
De tuinman ... in de tuin.
(The gardener is working in the garden.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.36.1 Grammatica

Zijn aan het + infinitief

Are + ing form

Verb conjugation tables for this lesson

Zaaien to sow

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik zaai I sow
jij zaait You sow
hij/zij/het zaait He/she/it sows
wij zaaien we sow
jullie zaaien You sow
zij zaaien They sow

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network