10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Dutch A1.35: Housing and accommodation

Huisvesting en accommodaties

Previous Next

Vocabulary (13)

Reserveren (to reserve) - Verb conjugation and exercises

Zij reserveren de hele woonkamer voor het feest.

Show

They reserve the entire living room for the party. Show

Reserveren

Show

To reserve Show

De kamer: The room (Dutch)

De kamer is groot en licht.

Show

The room is large and bright. Show

De kamer

Show

The room Show

Huren (to rent) - Verb conjugation and exercises

Jij huurt een kamer in het hotel.

Show

You rent a room in the hotel. Show

Huren

Show

To rent Show

Het huis: The house (Dutch)

Het huis heeft een grote tuin en een rood dak.

Show

The house has a large garden and a red roof. Show

Het huis

Show

The house Show

Het appartement: The apartment (Dutch)

Het appartement heeft twee slaapkamers en een tuin.

Show

The flat has two bedrooms and a garden. Show

Het appartement

Show

The apartment Show

Het hotel: The hotel (Dutch)

Ik wil dus graag het hotel reserveren.

Show

I would like to reserve the hotel. Show

Het hotel

Show

The hotel Show

De villa: The villa (Dutch)

De villa heeft een grote tuin.

Show

The villa has a large garden. Show

De villa

Show

The villa Show

De loft: The loft (Dutch)

De loft is ook heel mooi, omdat er veel ruimte is.

Show

The loft is also very beautiful because there is a lot of space. Show

De loft

Show

The loft Show

De eigenaar: The owner (Dutch)

De eigenaar komt binnen in de woonkamer.

Show

The landlord enters the living room. Show

De eigenaar

Show

The owner Show

De hypotheek: The mortgage (Dutch)

De hypotheek is ook zwaar, want het huis is groot.

Show

The mortgage is also heavy, because the house is large. Show

De hypotheek

Show

The mortgage Show

De huisbaas: The landlord (Dutch)

De huisbaas komt morgen even langs.

Show

The landlord is coming by tomorrow. Show

De huisbaas

Show

The landlord Show

Leven (live) - Verb conjugation and exercises

Zij leven samen in een hotel.

Show

They live together in a hotel. Show

Leven

Show

Live Show

Het rijhuis: The terraced house (Dutch)

Het rijhuis is pas gerenoveerd.

Show

The terraced house has just been renovated. Show

Het rijhuis

Show

The terraced house Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Praat met de makelaar. Wat voor soort accommodatie wil je huren? (Talk to the real estate agent. What kind of accomodation do you want to rent? )
  2. Noem en beschrijf de soorten accommodaties op de foto's. Denk aan de prijzen. (Name and describe the types of accomodations in the pictures. Think about the prices. )

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Housing and accommodation

Example phrases:

Kan ik de villa voor het weekend huren? Het is heel groot met een mooi zwembad.

Can I rent the villa for the weekend? It is very big with a nice pool.

Ik wil een kamer in dit hotel huren voor twee maanden.

I want to rent a room in this hotel for two months.

Ik vind de huur te duur.

I think the rent is too expensive.

Ik geef de voorkeur aan het huren van een gedeelde kamer omdat het goedkoper is.

I prefer to rent a shared room because it is cheaper.

Ik woon graag met meer mensen. Dus ik wil een appartement delen, maar ik wil een eigen kamer.

I like to live with more people. So I want to share an appartment but I want a single room.

Ik ben op zoek naar een huis om samen met mijn partner te huren.

I am looking for a house to rent together with my partner.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
een tuin. | heeft twee | slaapkamers en | Het appartement
Het appartement heeft twee slaapkamers en een tuin.
(The flat has two bedrooms and a garden.)
2.
staan in | een rustige | stil. | De huizen | buurt, dus | het is
De huizen staan in een rustige buurt, dus het is stil.
(The houses are in a quiet neighborhood, so it is silent.)
3.
is. | heel mooi, | omdat er | is ook | De loft | veel ruimte
De loft is ook heel mooi, omdat er veel ruimte is.
(The loft is also very beautiful because there is a lot of space.)
4.
stad. | De rijhuizen | liggen dicht | bij de
De rijhuizen liggen dicht bij de stad.
(The terraced houses are close to the city.)
5.
dus graag | reserveren. | het hotel | Ik wil
Ik wil dus graag het hotel reserveren.
(I would like to reserve the hotel.)
6.
is | rijhuis | Het | gerenoveerd. | pas
Het rijhuis is pas gerenoveerd.
(The terraced house has just been renovated.)
7.
zwaar, want | is ook | het huis | is groot. | De hypotheek
De hypotheek is ook zwaar, want het huis is groot.
(The mortgage is also heavy, because the house is large.)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

De loft

The loft

2

De hypotheek

The mortgage

3

Het rijhuis

The terraced house

4

Reserveren

To reserve

5

De huisbaas

The landlord

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct verb and tense.

Show translation Show answers

leef, huurt, leven, huren, leeft

1.
Zij ... in een groot appartement.
(She lives in a large flat.)
2.
Zij ... een appartement met vrienden.
(They rent an apartment with friends.)
3.
Hij ... de loft van de huisbaas.
(He rents the loft from the landlord.)
4.
Jullie ... het huis voor een maand.
(You rent the house for a month.)
5.
Zij ... samen in een hotel.
(They live together in a hotel.)
6.
Ik ... in een mooi huis.
(I live in a beautiful house.)
7.
Jullie ... dicht bij de supermarkt.
(You live close to the supermarket.)
8.
Wij ... een villa bij de kust.
(We rent a villa by the coast.)

Exercise 5: Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Connecting sentences with dus, omdat, want, ook

Show translation Show answers

omdat, ook, dus, want

1.
De huisbaas is vriendelijk en ... behulpzaam.
(The landlord is friendly and also helpful.)
2.
De kamer is ruim en ... licht.
(The room is spacious and also bright.)
3.
Hij huurt een appartement, ... hij wil zelfstandig wonen.
(He rents an apartment because he wants to live independently.)
4.
Het hotel is vol, ... we moeten iets anders zoeken.
(The hotel is full, so we need to find something else.)
5.
Ze leven samen, ... ze van elkaar houden.
(They live together because they love each other.)
6.
Wij kopen een huis, ... we hebben een hypotheek nodig.
(We are buying a house, so we need a mortgage.)
7.
Hij woont in een villa, ... hij heeft een groot gezin.
(He lives in a villa because he has a large family.)
8.
Zij reserveren een kamer, ... ze op vakantie gaan.
(They are booking a room because they are going on holiday.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.35.1 Grammatica

Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook

Connecting sentences with dus, omdat, want, ook

Verb conjugation tables for this lesson

Huren to rent

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik huur I rent
jij huurt You rent
hij/zij/het huurt He/she/it rents
wij huren We rent
jullie huren You rent
zij huren They rent

Exercises and examples phrases

Leven live

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik leef I live
jij leeft You live
hij/zij/het leeft he/she/it lives
wij leven we live
jullie leven you live
zij leven They live

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network