10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

A2.33: My own business

Mijn eigen bedrijf

Previous Next

Vocabulary (15)

De administratie: The administration (Dutch)

De administratie

Show

The administration Show

De winst: The profit (Dutch)

De winst

Show

The profit Show

De verantwoordelijkheid: The responsibility (Dutch)

De verantwoordelijkheid

Show

The responsibility Show

De kosten: The costs (Dutch)

De kosten

Show

The costs Show

Het inkomen: The income (Dutch)

Het inkomen

Show

The income Show

De concurrent: The competitor (Dutch)

De concurrent

Show

The competitor Show

De marketing: Marketing (Dutch)

De marketing

Show

Marketing Show

De boekhouding: The accounting (Dutch)

De boekhouding

Show

The accounting Show

Het bedrijf: The company (Dutch)

Het bedrijf

Show

The company Show

De belasting: The tax (Dutch)

De belasting

Show

The tax Show

De collega: The colleague (Dutch)

De collega

Show

The colleague Show

Een bedrijf oprichten: Starting a business (Dutch)

Een bedrijf oprichten

Show

Starting a business Show

Het idee: The idea (Dutch)

Het idee

Show

The idea Show

De ondernemer: The entrepreneur (Dutch)

De ondernemer

Show

The entrepreneur Show

Investeren (to invest) - Verb conjugation and exercises

Investeren

Show

To invest Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Heb je een eigen bedrijf? Heb je een partner? (Do you run your own business? Do you have a partner?)
  2. Heb je ooit een idee gehad voor je eigen bedrijf? (Did you ever have an idea for your own business?)
  3. Welke twijfels had je? (What doubts did you have?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

My own business

Example phrases:

Ik run mijn eigen bedrijf niet. Het is te veel verantwoordelijkheid voor mij.

I don't run my own business. It is too much responsibility for me.

Ik run een kledingwinkel in de stad. Ik heb een partner en het gaat geweldig.

I run a clothing shop in the city. I have a partner and it is going great.

Toen ik begin twintig was, wilde ik een koffiezaak openen.

When I was in my early twenties I wanted to open a coffee shop.

Ik heb nooit een idee gehad voor mijn eigen bedrijf. Ik werk liever voor iemand anders.

I never had an idea for my own business. I prefer to work for someone else.

Ik besloot tegen mijn eigen bedrijf omdat het minder vermoeiend is.

I decided against my own business because it is less exhausting.

Ik denk er nog steeds over na om mijn eigen bedrijf te starten. Het is echter minder veilig, dat is de reden waarom ik het nog niet heb gedaan.

It am still thinking about opening my own business. It is less secure though, that is the reason why I haven't done it yet.

...

Exercise 2: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

1

Plannen voor een eigen bedrijf bespreken

2

Dagelijkse boekhouding bespreken

3

Advies vragen over bedrijf starten

Exercise 3: Match a word

Instruction: Match the translations

Ik doe elke dag de boekhouding van mijn nieuwe bedrijf. (I do the bookkeeping for my new company every day.)
Volgende week maak ik een afspraak met de belastingadviseur. (Next week I am making an appointment with the tax advisor.)
Het is belangrijk om klanten goed te behandelen. (It is important to treat customers well.)
Ik wil een kleine winkel in het centrum van de stad openen. (I want to open a small shop in the city centre.)

Exercise 4: Cluster the words

Instruction: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die je gebruikt bij het starten van een bedrijf of woorden die je gebruikt bij de dagelijkse boekhouding.

Starten van een bedrijf

Dagelijkse boekhouding

Exercise 5: Bijwoorden: binnenkort, pas, misschien, graag, anders

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Adverbs: binnenkort, pas, misschien, graag, anders

Show translation Show answers

binnenkort, graag, Misschien, Binnenkort, Pas

1.
... moet ik meer in de marketing investeren.
(Maybe I should invest more in marketing.)
2.
... starten we een nieuw bedrijf in de stad.
(We will be starting a new company in the city soon.)
3.
Mijn collega helpt ... met de boekhouding.
(My colleague is happy to help with the bookkeeping.)
4.
... na het vergaderen maak ik de winst bekend.
(Only after the meeting do I announce the profit.)
5.
Ik werk ... met mijn collega samen.
(I like working with my colleague.)
6.
... heeft de concurrent een beter idee.
(Maybe the competitor has a better idea.)
7.
Ik begin ... met mijn nieuwe administratie.
(I will soon start my new administration.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A2.33.1 Grammatica

Bijwoorden: binnenkort, pas, misschien, graag, anders

Adverbs: binnenkort, pas, misschien, graag, anders

Verb conjugation tables for this lesson

Werken to work

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Dutch English
(ik) zal gewerkt hebben / zal werken hebben I will have worked / will work have
(jij) zult gewerkt hebben / zult werken hebben you will have worked / will work
(hij/zij/het) zal gewerkt hebben / zal werken hebben he/she/it will have worked / will work
(wij) zullen gewerkt hebben / zullen werken hebben we will have worked / will work
(jullie) zullen gewerkt hebben / zullen werken hebben you will have worked / you will work
(zij) zullen gewerkt hebben / zullen werken hebben they will have worked / they will work

Exercises and examples phrases

Beginnen begin

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Dutch English
(ik) zal begonnen zijn I will have begun
(jij) zal/zult begonnen zijn you will have begun
(hij/zij/het) zal begonnen zijn he will have started/she will have started/it will have started
(wij) zullen begonnen zijn we will have begun
(jullie) zullen begonnen zijn you will have begun
(zij) zullen begonnen zijn they will have begun

Exercises and examples phrases

Investeren to invest

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Dutch English
(ik) zal investeren/zal gaan investeren I will invest/will start to invest
(jij) zult investeren/zult gaan investeren you will invest/you will be going to invest
(hij/zij/het) zal investeren/zal gaan investeren he/she/it will invest
(wij) zullen investeren/zullen gaan investeren we will invest/will start to invest
(jullie) zullen investeren/zullen gaan investeren you will invest/will go to invest
(zij) zullen investeren/zullen gaan investeren They will invest/will be going to invest

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network