Seasons, months and parts of the year

De herfst is fris en regenachtig.

Autumn is cool and rainy. Show

De zon schijnt vaak in de lente.

The sun often shines in spring. Show

's Morgens is de maand februari koud.

In the morning, the month of February is cold. Show

's Zomers is het weer warm en zonnig.

In summer, the weather is warm and sunny. Show

De winter is koud en de sneeuw valt.

The winter is cold and the snow falls. Show

In de zomer is het vaak zonnig.

In the summer it is often sunny. Show

In januari is het weer vaak koud.

In January, the weather is often cold. Show

In februari is het vaak koud en sneeuwt het.

In February it is often cold and it snows. Show

In maart is het vaak koud en regenachtig.

In March, it is often cold and rainy. Show

April is de vierde maand.

April is the fourth month. Show

Mei is zonnig en warm in Nederland.

May is sunny and warm in the Netherlands. Show

In juni is het vaak zonnig en warm.

In June it is often sunny and warm. Show

Juli is vaak warm en zonnig.

July is often warm and sunny. Show

In augustus is het vaak zonnig en warm.

In August it is often sunny and warm. Show

In september is het vaak zonnig en fris.

In September it is often sunny and crisp. Show

In oktober is het weer vaak fris.

In October, the weather is often chilly. Show

November is koud en het seizoen is de herfst.

November is cold and the season is autumn. Show

In december is het vaak koud en mistig.

In December, it is often cold and misty. Show

Wij veranderen de stad.

We change the city. Show

Ik verkies morgen.

I prefer tomorrow. Show

Hij gaat morgen naar de markt.

He is going to the market tomorrow. Show