Vormen en figuren

Shapes and forms

Beschrijf vormen en figuren. (Describe forms and shapes.)
Beschrijf basisobjecten. (Describe basic objects.)
Geef voorkeuren aan. (Express preferences.)
Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat) (Demonstrative pronouns (deze, die, dit, dat))

Previous Next

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

A1.27.1 Cultuur

De Nederlandse gevels

The Dutch façades

Vocabulary (14)

Student worksheet

Share Copied!

Breed

Wide Show

Recht

Straight Show

Krom

Crooked Show

De cirkel

The circle Show

De driehoek

The triangle Show

Het vierkant

The square Show

De rechthoek

The rectangle Show

Laag

Low Show

Smal

Narrow Show

De lijn

The line Show

Zwaar

Heavy Show

Hoog

High Show

Licht

Light Show

Zetten

Put Show

Exercises

Student worksheet

Share Copied!

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze. (Describe the pictures and compare them. )
Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, ... ? (Ask the others what they prefer. Smaller or bigger cars, .... ?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Deze auto is klein en oud.

This car is small and old.

Die auto is groter en nieuwer.

That car is bigger and newer.

De jongens dragen bredere broeken.

The boys are wearing wider trousers.

Welke auto heb je liever?

What car do you prefer?

Ik geef de voorkeur aan een kleinere maar modernere auto.

I prefer a smaller but more modern car.

Ik geef de voorkeur aan oude auto's.

I prefer old cars.

De straat is erg smal.

The street is very narrow.

...

Exercise 2: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

In de speelgoedwinkel

Example 1

Wat vind je van deze ronde bal?

What do you think of this round ball?

Ik vind deze bal leuk omdat hij zacht is.

I like this ball because it is soft.

Hoe ziet die auto daar eruit?

What does that car look like over there?

Die auto is vierkant en blauw, die vind ik ook leuk.

The car is square and blue, I like that one too.

Example 2

Kijk naar dit gele driehoekige blokje.

Look at this yellow triangular block.

Dit blokje is klein en licht, ik vind het leuk.

This block is small and light, I like it.

En die grote rode kubus?

And the big red cube?

Die vind ik te groot, ik kies liever dit kleine blokje.

I find that one too big, I prefer to choose this small block.

Op kantoor: vormen beschrijven

Example 1

Wat is dit?

What is this?

Dit is een rechthoekige klok.

This is a rectangular clock.

Vind je deze klok mooi?

Do you like this clock?

Ja, ik vind deze klok mooier dan die ronde klok daar.

Yes, I find this clock more beautiful than that round clock over there.

Example 2

Kijk naar die groene stoel, hoe is die vorm?

Look at that green chair, what shape is it?

Die stoel heeft een vierkante zitting.

The chair has a square seat.

Welke stoel vind je fijner?

Which chair do you find nicer?

Ik vind deze ronde stoel fijner dan die vierkante.

I prefer this round chair to that square one.

Thuis: objecten en voorkeuren bespreken

Example 1

Wat is dit op de tafel?

What is this on the table?

Dit is een klein, rond dienblad.

This is a small, round tray.

Vind je dat dienblad handig?

Do you find that tray useful?

Nee, ik gebruik liever die grote, rechthoekige.

No, I prefer to use those big, rectangular ones.

Example 2

Kijk eens naar deze lamp hier.

Take a look at this lamp here.

Deze lamp is rond en helder.

This lamp is round and bright.

En die lamp aan de overkant?

And that lamp across the street?

Die lamp is vierkant, maar ik vind deze mooier in de kamer.

The lamp is square, but I find this one more attractive in the room.

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

Zetten

Put

De rechthoek

The rectangle

De lijn

The line

De driehoek

The triangle

Laag

Low

Exercise 4: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers

is breed | en licht | van kleur. | Deze cirkel

daar is | smal. | hoog en | Die driehoek

op de | is zwaar. | Ik zet | dit vierkant | tafel, het

of | Is | recht | lijn | krom? | die

mijn favoriete | Dit is | vorm, want | mooi. | deze is

Exercise 5: Match a word

Instruction: Match the translations

Exercise 6: Cluster the words

Instruction: Sleep de woorden naar de juiste categorie: vormen of eigenschappen van vormen.

Vormen

Eigenschappen van vormen

Exercise 7: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Demonstrative pronouns (deze, die, dit, dat)

Show translation Show answers

Die, Deze, Dat

... oude boom groeit krom door de wind.

... schilderij heeft een rechte lijn in het midden.

... huis is hoog.

... tafels zijn breed.

... straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.

... doos is erg zwaar.

... vlag heeft de vorm van een driehoek.

... tafel heeft de vorm van een rechthoek.

Grammar Share Copied!

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.27.2 Grammatica

Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Demonstrative pronouns (deze, die, dit, dat)

Verb conjugation tables for this lesson

Student worksheet

Share Copied!

Zetten put Share Copied!

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch	English
(ik) zet	I put
(jij) zet / zet je	you put/you put yourself
(hij/zij/het) zet	he/she/it puts
(wij) zetten	we put
(jullie) zetten	you put
(zij) zetten	they put

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

Shapes and forms