Dutch A1.27: Shapes and forms

Vormen en figuren

Vocabulary (14)

 Breed: wide (Dutch)

Deze weg is het breedst van allemaal.

Show

This road is the widest of all. Show

Breed

Show

Wide Show

 Recht: straight (Dutch)

Dit is de rechtste lijn in de kamer.

Show

This is the straightest line in the room. Show

Recht

Show

Straight Show

 Krom: Bent (Dutch)

Dit het kromst wat ik ooit heb gezien.

Show

This is the crookedest thing I have ever seen. Show

Krom

Show

Bent Show

 De cirkel: The circle (Dutch)

De cirkel is breed en blauw.

Show

The circle is broad and blue. Show

De cirkel

Show

The circle Show

 De driehoek: The triangle (Dutch)

Zij ziet de driehoek in de lucht.

Show

She sees the triangle in the sky. Show

De driehoek

Show

The triangle Show

 Het vierkant: The square (Dutch)

Dit vierkant is groot en groen.

Show

This square is large and green. Show

Het vierkant

Show

The square Show

 De rechthoek: The rectangle (Dutch)

Deze rechthoek is groot en groen.

Show

This rectangle is large and green. Show

De rechthoek

Show

The rectangle Show

 Laag: Low (Dutch)

Het is een laag geluid.

Show

It is a low sound. Show

Laag

Show

Low Show

 Smal: Narrow (Dutch)

Die lijn is smal op het bord.

Show

The line is narrow on the board. Show

Smal

Show

Narrow Show

 De lijn: The line (Dutch)

Deze lijn is heel recht en lang.

Show

This line is very straight and long. Show

De lijn

Show

The line Show

 Zwaar: Heavy (Dutch)

De bal is zwaar.

Show

The ball is heavy. Show

Zwaar

Show

Heavy Show

 Hoog: High (Dutch)

De muur is hoog en stevig.

Show

The wall is tall and sturdy. Show

Hoog

Show

High Show

 Licht: Light (Dutch)

Dat licht is erg helder.

Show

That light is very bright. Show

Licht

Show

Light Show

 Zetten (put) - Verb conjugation and exercises

Ik zet de rechte lijn op papier.

Show

I put the straight line on paper. Show

Zetten

Show

Put Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze. (Describe the pictures and compare them. )
  2. Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, ... ? (Ask the others what they prefer. Smaller or bigger cars, .... ?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Deze auto is klein en oud.

This car is small and old.

Die auto is groter en nieuwer.

That car is bigger and newer.

De jongens dragen bredere broeken.

The boys are wearing wider trousers.

Welke auto heb je liever?

What car do you prefer?

Ik geef de voorkeur aan een kleinere maar modernere auto.

I prefer a smaller but more modern car.

Ik geef de voorkeur aan oude auto's.

I prefer old cars.

De straat is erg smal.

The street is very narrow.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
meestal | De | wegen | zijn | rustig. | smalle
De smalle wegen zijn meestal rustig.
(The narrow roads are usually quiet.)
2.
is | breed | en | blauw. | De | cirkel
De cirkel is breed en blauw.
(The circle is broad and blue.)
3.
is | bal | zwaar. | De
De bal is zwaar.
(The ball is heavy.)
4.
cirkels | De | vormen. | zijn | zware
De cirkels zijn zware vormen.
(The circles are heavy shapes.)
5.
recht en | Deze lijn | lang. | is heel
Deze lijn is heel recht en lang.
(This line is very straight and long.)
6.
recht. | en niet | Deze lijn | is krom
Deze lijn is krom en niet recht.
(This line is curved and not straight.)
7.
groot | groen. | en | Dit | is | vierkant
Dit vierkant is groot en groen.
(This square is large and green.)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Zetten


Put

2

De rechthoek


The rectangle

3

De lijn


The line

4

De driehoek


The triangle

5

Laag


Low

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

zet, zetten

1.
Zij ... de hoge vaas op de tafel.
(They put the tall vase on the table.)
2.
Wij ... de driehoek op de muur.
(We put the triangle on the wall.)
3.
Jullie ... de smalle rechthoek op de plank.
(You put the narrow rectangle on the shelf.)
4.
Hij ... het zware vierkant op de grond.
(He places the heavy square on the ground.)
5.
Jij ... de cirkel op de tafel.
(You put the circle on the table.)
6.
Ik ... de rechte lijn op papier.
(I put the straight line on paper.)

Exercise 5: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Demonstrative pronouns (deze, die, dit, dat)

Show translation Show answers

Die, Deze, Dat

1.
... oude boom groeit krom door de wind.
(The old tree grows crooked from the wind.)
2.
... schilderij heeft een rechte lijn in het midden.
(That painting has a straight line in the middle.)
3.
... huis is hoog.
(That house is tall.)
4.
... tafels zijn breed.
(These tables are wide.)
5.
... straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.
(This street is very narrow, only bicycles can pass through.)
6.
... doos is erg zwaar.
(The box is very heavy.)
7.
... vlag heeft de vorm van een driehoek.
(This flag is in the shape of a triangle.)
8.
... tafel heeft de vorm van een rechthoek.
(The table has the shape of a rectangle.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

Verb conjugation tables for this lesson

Zetten put

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik zet I put
jij zet you put
hij/zij/het zet he/she/it puts
wij zetten we put
jullie zetten you put
zij zetten They put

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏