10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation
Previous Next

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

Dutch A1.10.1 The Weather Report - A Week in March.

A1.10.1 Kort verhaal

Het weerbericht - een week in maart.

The Weather Report - A Week in March.

Vocabulary (15)

Koud: Cold (Dutch)

Koud

Show

Cold Show

Het weer: The weather (Dutch)

Het weer

Show

The weather Show

De wind: The wind (Dutch)

De wind

Show

The wind Show

De storm: The storm (Dutch)

De storm

Show

The storm Show

De wolk: The cloud (Dutch)

De wolk

Show

The cloud Show

De mist: The fog (Dutch)

De mist

Show

The fog Show

De temperatuur: The temperature (Dutch)

De temperatuur

Show

The temperature Show

Het klimaat: The climate (Dutch)

Het klimaat

Show

The climate Show

Droog: dry (Dutch)

Droog

Show

Dry Show

Fris: fresh (Dutch)

Fris

Show

Fresh Show

De zon: The sun (Dutch)

De zon

Show

The sun Show

De sneeuw: The snow (Dutch)

De sneeuw

Show

The snow Show

Zonnig: sunny (Dutch)

Zonnig

Show

Sunny Show

De regen: The rain (Dutch)

De regen

Show

The rain Show

Regenen (to rain) - Verb conjugation and exercises

Regenen

Show

To rain Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Vertel wat voor weer het is op de foto. (Tell what weather it is on the picture.)
  2. Vertel wat voor weer het momenteel is in jouw stad. (Tell what weather it is right now in your city.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

A1.10: El tiempo

Example phrases:

Het regent.

It rains.

Het waait.

It is windy.

Het is zonnig.

It is sunny.

Het is erg heet.

It is very hot.

Hoe is het weer vandaag?

How is the weather today?

Vandaag is het zonnig en een beetje winderig.

Today it's sunny and a bit windy.

...

Exercise 2: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

1

Op het werk over het weer praten

2

Bij de koffieautomaat over het weer praten

3

Op straat vragen naar het weer

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Regenen

To rain

2

De sneeuw

The snow

3

Koud

Cold

4

Het weer

The weather

5

Droog

Dry

Exercise 4: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers
1.
mee. | Het regent | een paraplu | vandaag, neem
Het regent vandaag, neem een paraplu mee.
(It is raining today, take an umbrella with you.)
2.
warme jas. | draag een | Het is | koud buiten,
Het is koud buiten, draag een warme jas.
(It is cold outside, wear a warm coat.)
3.
veel. | hard, de | Het waait | bomen bewegen
Het waait hard, de bomen bewegen veel.
(The wind is strong, the trees are moving a lot.)
4.
een wandeling. | perfect voor | de middag, | zonnig in | Het wordt
Het wordt zonnig in de middag, perfect voor een wandeling.
(It will be sunny in the afternoon, perfect for a walk.)
5.
in Nederland. | de winter | Het sneeuwt | soms in
Het sneeuwt soms in de winter in Nederland.
(It sometimes snows in winter in the Netherlands.)
6.
dag droog, | buiten zitten. | Het blijft | de hele | we kunnen
Het blijft de hele dag droog, we kunnen buiten zitten.
(It will stay dry all day, we can sit outside.)

Exercise 5: Match a word

Instruction: Match the translations

Het regent vandaag dus neem ik een paraplu mee. (It is raining today so I am taking an umbrella with me.)
Het waait hard buiten dus doe ik mijn jas aan. (It is very windy outside, so I put on my coat.)
Het wordt koud vanavond dus zet ik de verwarming aan. (It is getting cold tonight so I am turning on the heating.)
De zon schijnt helder dus gaan we wandelen in het park. (The sun is shining brightly so we are going for a walk in the park.)

Exercise 6: Cluster the words

Instruction: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die te maken hebben met neerslag en woorden die te maken hebben met temperatuur en wind.

Neerslag

Temperatuur en wind

Exercise 7: Onpersoonlijke werkwoorden

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Impersonal verbs

Show translation Show answers

Het regent, Het vriest, Het wordt, Het hagelt, Het onweert, Het blijft, Het sneeuwt, Het is

1. Blijven:
... de hele dag regenen.
(It keeps raining all day.)
2. Vriezen:
... als de temperatuur onder nul is.
(It freezes when the temperature is below zero.)
3. Sneeuwen:
... in de bergen in de winter.
(It is snowing in the mountains in winter.)
4. Regenen:
... elke dag in de herfst.
(It rains every day in autumn.)
5. Hagelen:
... soms in de winter.
(It sometimes hails in winter.)
6. Onweren:
... vaak in de zomer.
(It often thunders in the summer.)
7. Worden:
... warmer in de lente.
(It gets warmer in spring.)
8. Zijn:
... twaalf uur.
(It is twelve o'clock.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.10.2 Grammatica

Onpersoonlijke werkwoorden

Impersonal verbs

Verb conjugation tables for this lesson

Voelen to feel

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) voel I feel
(jij) voelt/voel you feel
(hij/zij/het) voelt he/she/it feels
(wij) voelen we feel
(jullie) voelen you feel
(zij) voelen they feel

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network