Hulpdiensten

Emergency services

Ken de namen van de hulpdiensten van je nieuwe land. (Know the names of emergency services of your new country.)
Bellen en adviseren over situaties. (Calling and advising about situations.)
Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden (Simple past tense: strong verbs)

Previous Next

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

Dutch A2.11.1 Reporting an emergency via 112

A2.11.1 Dialoog

Een noodgeval melden via 112

Reporting an emergency via 112

Vocabulary (12)

Student worksheet

Share Copied!

De brandweer bellen

Calling the fire brigade Show

De brand

The fire Show

De hulp

The help Show

Het noodnummer

The emergency number Show

De bescherming

The protection Show

Een noodgeval hebben

To have an emergency Show

Het spoedgeval

The emergency Show

Het rode kruis

The red cross Show

De ambulance

The ambulance Show

De spoedeisende hulp

The accident and emergency department Show

De sociale zekerheid

Social security Show

De hulpdiensten

The emergency services Show

Exercises

Student worksheet

Share Copied!

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

Noodnummer bellen bij brand

Example 1

Hallo, ik bel omdat er brand is in mijn appartement.

Hello, I am calling because there is a fire in my flat.

Waar is de brand precies?

Where exactly is the fire?

De brand is in mijn keuken, er komt veel rook vandaan.

There is a fire in my kitchen, there is a lot of smoke coming from it.

Blijf aan de lijn, de brandweer is onderweg.

Please hold the line, the fire brigade is on its way.

Example 2

Ik zag vuur en rook in het gebouw, daarom belde ik de brandweer.

I saw fire and smoke in the building, so I called the fire brigade.

Heeft u iedereen gewaarschuwd en het gebouw verlaten?

Have you warned everyone and left the building?

Ja, we zijn allemaal buiten en wachten op hulp.

Yes, we are all outside and waiting for help.

Goed dat u snel handelde, de hulpdiensten komen eraan.

Good that you acted quickly, the emergency services are on their way.

Politie bellen na een ongeval

Example 1

Hallo, ik wil een ongeluk melden bij het kruispunt.

Hello, I want to report an accident at the junction.

Wat is er precies gebeurd?

What exactly happened?

Twee auto's zijn tegen elkaar gereden, er is iemand licht gewond.

Two cars have collided, someone is slightly injured.

We sturen direct een politieagent en een ambulance naar u toe.

We are sending a police officer and an ambulance to you immediately.

Example 2

Er was een botsing tussen fietsen en auto's, ik heb de politie gebeld.

There was a collision between bicycles and cars, I called the police.

Heeft u de gegevens van de betrokken personen opgeschreven?

Have you written down the details of the people involved?

Ja, ik heb de kentekens genoteerd en wacht tot de politie er is.

Yes, I have noted the license plates and am waiting for the police to arrive.

Prima, blijf ter plaatse en help de agenten waar nodig.

Fine, stay on the spot and assist the officers where necessary.

Ambulance oproepen voor ziekte

Example 1

Hallo, mijn buurman voelt zich slecht en heeft moeite met ademhalen.

Hello, my neighbour is feeling unwell and has difficulty breathing.

Hoe lang gaat het al zo slecht?

How long has it been going so badly?

Hij voelde zich sinds vanmorgen al niet goed, maar het is erger geworden.

He has been feeling unwell since this morning, but it has gotten worse.

We sturen meteen een ambulance, blijf bij hem tot ze er zijn.

We are sending an ambulance immediately, stay with him until they arrive.

Example 2

Mijn moeder is flauwgevallen en reageert niet meer, ik heb hulp nodig.

My mother has fainted and is no longer responding, I need help.

Waar bent u nu?

Where are you now?

We zijn thuis op Lijsterstraat 12, kom alstublieft snel.

We are home at 12 Lijsterstraat, please come quickly.

Blijf rustig, de ambulance is onderweg en ik blijf aan de lijn met u.

Stay calm, the ambulance is on its way and I will stay on the line with you.

Exercise 2: Match a word

Instruction: Match the translations

Exercise 3: Cluster the words

Instruction: Sorteer de woorden in twee groepen: woorden die je gebruikt bij een noodgeval en woorden die die te maken hebben met hulpdiensten en contact opnemen.

Noodsituaties

Hulpdiensten en contact

Exercise 4: Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Simple past tense: strong verbs

Show translation Show answers

bleven, boden, hielp, reden, liet, lag, keek, sloot

1. Kijken:

Hij ... naar de brand uit zijn raam.

2. Sluiten:

De brandweer ... de straat af.

3. Laten:

De agent ... de mensen het gebouw verlaten toen de brand begon.

4. 3-Helpen:

Hij ... de ambulance met het slachtoffer.

5. Rijden:

Jullie ... snel naar de spoedeisende hulp.

6. Liggen:

Het slachtoffer ... op de grond toen de ambulance arriveerde.

7. Bieden:

We ... hulp bij het spoedgeval.

8. Blijven:

Wij ... binnen vanwege de brand.

Grammar Share Copied!

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A2.11.2 Grammatica

Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden

Simple past tense: strong verbs

Verb conjugation tables for this lesson

Student worksheet

Share Copied!

Helpen to help Share Copied!

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Dutch	English
(ik) hielp	I helped
(jij) hielp/hielpte	You helped
(hij/zij/het) hielp	he/she/it helped
(wij) hielpen	we helped
(jullie) hielpen	you helped
(zij) hielpen	they helped

Exercises and examples phrases

Gaan go Share Copied!

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Dutch	English
(ik) ging	I went
(jij) ging/ginge	you went/would go
(hij/zij/het) ging	he went/he she it went
(wij) gingen	we went
(jullie) gingen	you went
(zij) gingen	they went

Exercises and examples phrases

Bellen to call Share Copied!

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Dutch	English
(ik) belde	I called
(jij) belde/beldetest	you called/you were calling
(hij/zij/het) belde	he/she/it called
(wij) belden	we called
(jullie) belden	you called
(zij) belden	they called

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

Emergency services