- A preposition such as 'aan' or 'voor' makes the indirect object recognisable.
- With a preposition, the indirect object usually comes after the direct object.
- An indirect object without a preposition immediately follows the finite verb.
Plaats (Place) | Voorbeeld (Example) | |
---|---|---|
Zonder voorzetsel (Without preposition) | Na de persoonsvorm (After the finite verb) | De receptionist geeft de gast de sleutel aan de balie. (The receptionist gives the guest the key at the reception desk.) |
Met voorzetsel (With preposition) | Aan het einde van de zin (At the end of the sentence) | De receptionist geeft de sleutel aan de gast. (The receptionist gives the key to the guest.) |
Exceptions!
- A meewerkend voorwerp is often a person or an organisation.
- Use the persoonlijke voornaamwoorden: voorwerpsvorm mij/me, jou/je, u, hem, haar, het, ons, jullie, hun as indirect object.
Exercise 1: Het meewerkend voorwerp
Instruction: Fill in the correct word.
de gast, de receptie, mijn moeder, ons, de baliemedewerker
1.
Ik kies voor ... een kamer met zicht op zee.
(I choose a room with a sea view for my mother.)
2.
We geven de sleutel terug aan ....
(We give the key back to the receptionist.)
3.
Hij meldt het probleem aan ....
(He reports the problem at the reception.)
4.
De receptionist geeft ... de sleutel van kamer 12.
(The receptionist gives the guest the key to room 12.)
5.
De man geeft ... een kamer met balkon.
(The man gives us a room with a balcony.)
Exercise 2: Multiple Choice
Instruction: Kies in elke groep de zin met het correcte gebruik van het meewerkend voorwerp volgens de regels: met of zonder voorzetsel, en de juiste plaatsing ervan.
1.
Fout: het meewerkend voorwerp met voorzetsel 'aan de gast' staat verkeerd, omdat 'de balie' er tussen staat.
Fout: het meewerkend voorwerp met voorzetsel 'aan' moet na het lijdend voorwerp staan, niet direct na het werkwoord.
2.
Fout: het meewerkend voorwerp met voorzetsel 'aan' moet na het lijdend voorwerp staan, niet direct na het werkwoord.
Fout: als er een voorzetsel wordt gebruikt, hoort het meewerkend voorwerp na het lijdend voorwerp te staan, en 'aan de kamer' is hier niet correct als meewerkend voorwerp.
3.
Fout: meewerkend voorwerp met voorzetsel moet achter het lijdend voorwerp staan, niet tussen persoonsvorm en lijdend voorwerp.
4.
Fout: 'voor Karel' moet achter het lijdend voorwerp staan; ook moet 'kamersleutel' als één woord worden geschreven.