10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation
Previous Next

Vocabulary (11)

Beterschap!: Get well soon! (Dutch)

Beterschap! Ik voel me erg moe en mijn pijn is constant.

Show

Get well soon! I feel very tired, and my pain is constant. Show

Beterschap!

Show

Get well soon! Show

De rust: The rest (Dutch)

Ik herstel snel door de rust.

Show

I recover quickly through rest. Show

De rust

Show

The rest Show

Gezond: Healthy (Dutch)

Hij was altijd het gezondst van ons allemaal.

Show

He was always the healthiest of all of us. Show

Gezond

Show

Healthy Show

De gezondheid: The health (Dutch)

Mijn gezondheid is heel belangrijk bij de dokter.

Show

My health is very important at the doctor's. Show

De gezondheid

Show

The health Show

Helpen (to help) - Verb conjugation and exercises

Zij helpen om beter te worden.

Show

They help to get better. Show

Helpen

Show

To help Show

De koorts: The fever (Dutch)

Ik heb erg last van de koorts vandaag.

Show

I am really suffering from the fever today. Show

De koorts

Show

The fever Show

Het medicijn: The medicine (Dutch)

Het medicijn helpt tegen de pijn en hoest.

Show

The medicine helps with the pain and cough. Show

Het medicijn

Show

The medicine Show

De griep: The flu (Dutch)

Hij heeft de griep en heeft rust nodig.

Show

He has the flu and needs rest. Show

De griep

Show

The flu Show

Hoesten (to cough) - Verb conjugation and exercises

Zij hoesten wanneer ze zenuwachtig zijn.

Show

They cough when they are nervous. Show

Hoesten

Show

To cough Show

Ziek: Ill (Dutch)

Ik ben vandaag ziek, dus ik blijf thuis.

Show

I am ill today, so I am staying home. Show

Ziek

Show

Ill Show

Schrijven (to write) - Verb conjugation and exercises

Ik schrijf over mijn gezondheid.

Show

I am writing about my health. Show

Schrijven

Show

To write Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Beschrijf de symptomen van elke persoon. (Describe the symptoms of each person.)
  2. Speel een dialoog af bij de huisarts. (Play a dialogue at the doctor's office.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Sickness and pain

Example phrases:

Hij heeft pijn in de nek.

He has pain in the neck.

Je hebt koorts.

You have a fever.

Mijn rug doet pijn.

My back hurts.

Waar doet het pijn?

Where does it hurt?

Ik heb een hoest.

I have a cough.

Ik heb hoofdpijn.

I have a headache.

Ik heb buikpijn.

I have a stomachache.

Ik voel me misselijk.

I feel nauseous.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
rust nodig. | de griep | en heeft | Hij heeft
Hij heeft de griep en heeft rust nodig.
(He has the flu and needs rest.)
2.
winter. | blijven maar | terugkomen elke | De koortsen
De koortsen blijven maar terugkomen elke winter.
(The fevers keep coming back every winter.)
3.
blijf thuis. | Ik ben | vandaag ziek, | dus ik
Ik ben vandaag ziek, dus ik blijf thuis.
(I am ill today, so I am staying home.)
4.
gezondheid. | onze | bevorderen | gewoontes | Gezonde
Gezonde gewoontes bevorderen onze gezondheid.
(Healthy habits promote our health.)
5.
pijn is | Beterschap! Ik | constant. | en mijn | erg moe | voel me
Beterschap! Ik voel me erg moe en mijn pijn is constant.
(Get well soon! I feel very tired, and my pain is constant.)
6.
ze | hoesten | wanneer | Zij | zijn. | zenuwachtig
Zij hoesten wanneer ze zenuwachtig zijn.
(They cough when they are nervous.)
7.
de dokter. | belangrijk bij | is heel | Mijn gezondheid
Mijn gezondheid is heel belangrijk bij de dokter.
(My health is very important at the doctor's.)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Beterschap!

Get well soon!

2

Gezond

Healthy

3

De griep

The flu

4

De gezondheid

The health

5

Hoesten

To cough

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct verb and tense.

Show translation Show answers

help, schrijft, schrijven, helpen, helpt

1.
Ik ... mijn zus met het medicijn.
(I help my sister with the medicine.)
2.
Jullie ... de zieke vrouw.
(You are helping the sick woman.)
3.
Hij ... bij de griep.
(He helps with the flu.)
4.
Jullie ... dagelijks over koorts.
(You write daily about fever.)
5.
Zij ... om beter te worden.
(They help to get better.)
6.
Jij ... een recept voor de griep.
(You write a prescription for the flu.)
7.
Wij ... een brief aan de dokter.
(We are writing a letter to the doctor.)
8.
Zij ... adviezen voor meer rust.
(They write recommendations for more rest.)

Exercise 5: Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Adverbs Anders, graag, zo, heel,...

Show translation Show answers

heel, nergens, niet, anders, zo, nooit, graag

1.
We moeten het probleem ... oplossen.
(We need to solve the problem differently.)
2.
Ze is ... zo ziek geweest als nu.
(She has never been as ill as she is now.)
3.
Hij weet ... of hij morgen naar school kan.
(He doesn't know if he can go to school tomorrow.)
4.
Ik kan mijn medicatie ... vinden.
(I can't find my medication anywhere.)
5.
De patiënt voelt zich ... moe na de behandeling.
(The patient feels very tired after the treatment.)
6.
Ik wil ... een afspraak met de dokter maken.
(I would like to make an appointment with the doctor.)
7.
De medicatie werkt ... goed dat hij snel beter werd.
(The medication works so well that he got better quickly.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.30.1 Grammatica

Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...

Adverbs Anders, graag, zo, heel,...

Verb conjugation tables for this lesson

Helpen to help

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik help I help
jij helpt/jij helpt You help
hij/zij/het helpt he/she/it helps
wij helpen we help
jullie helpen You help
zij helpen They help

Exercises and examples phrases

Schrijven to write

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik schrijf I write
jij schrijft you write
hij/zij/het schrijft He/she/it writes
wij schrijven we write
jullie schrijven You write
zij schrijven They write

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network