Ons huis

Our house

Beschrijf alle kamers en verdiepingen van een huis. (Describe all the rooms and floors of a house.)
Een huur- of verkoopadvertentie van een huis begrijpen. (Understand a house rental or sales ad.)
Gebruik van 'er' en 'daar' (Use of 'er' and 'daar')

Previous Next

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

A1.31.1 Leesvoer

Te koop: prachtige nieuwbouwwoning

For sale: beautiful new build house

Vocabulary (14)

Student worksheet

Share Copied!

Binnenkomen

To enter Show

De gang

The hallway Show

De keuken

The kitchen Show

De slaapkamer

The bedroom Show

De trap

The staircase Show

De tuin

The garden Show

De vloer

The floor Show

De muur

The wall Show

De eetkamer

The dining room Show

Schoonmaken

To clean Show

De woonkamer

The living room Show

De badkamer

The bathroom Show

De garage

The garage Show

Verhuizen

To move house Show

Exercises

Student worksheet

Share Copied!

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

Noem de kamers van je huis of appartement. (Name the rooms of your house or appartment.)
Beschrijf verschillende woningtypes. (Describe different housing types.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Dit huis heeft zes kamers.

This house has six rooms.

De woonkamer bevindt zich op de begane grond, naast de hal.

The living room is on the ground level, next to the entrance hall.

Er is een balkon op de eerste verdieping.

There is a balcony on the first floor.

Mijn appartement heeft een keuken, een slaapkamer en een badkamer.

My apartment has a kitchen, a bedroom, and a bathroom.

De slaapkamer heeft een balkon.

The bedroom has a balcony.

Ik ben op zoek naar een eenkamerappartement.

I am looking for a one-bedroom apartment.

De huur voor de studio omvat alle maandelijkse kosten.

The rent for the studio includes all monthly costs.

...

Exercise 2: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

Een huis beschrijven aan een vriend

Example 1

Ik woon in een huis met twee verdiepingen.

I live in a house with two storeys.

Er is een woonkamer en daar is ook de keuken.

There is a living room and the kitchen is there as well.

Op de eerste verdieping zijn er drie slaapkamers.

On the first floor there are three bedrooms.

Daar is ook een badkamer met een groot raam.

There is also a bathroom with a large window.

Example 2

Er is een tuin achter het huis.

There is a garden behind the house.

Daar staat een kleine schuur voor de fietsen.

There is a small shed for the bicycles.

Op de begane grond is er een hal en een toilet.

On the ground floor there is a hallway and a toilet.

Er zijn ook grote ramen in de woonkamer voor veel licht.

There are also large windows in the living room for plenty of light.

Een woningadvertentie begrijpen

Example 1

In de advertentie staat dat er een nieuwe keuken is.

The advertisement says that there is a new kitchen.

Er zijn twee badkamers in het huis.

There are two bathrooms in the house.

Er is ook een ruime woonkamer met een open haard.

There is also a spacious living room with an open fireplace.

Er is een garage achter het huis, dat is erg handig.

There is a garage behind the house, which is very convenient.

Example 2

Er zijn drie slaapkamers beschikbaar.

There are three bedrooms available.

Daar is een balkon met uitzicht op de tuin.

There is a balcony overlooking the garden.

Er is ook een kelder die als opslag gebruikt kan worden.

There is also a cellar that can be used for storage.

Er staat dat er centrale verwarming en dubbel glas zijn.

It states that there is central heating and double glazing.

Een huis bezichtigen met de makelaar

Example 1

Hallo, welkom in het huis.

Hello, welcome to the house.

Er is een grote woonkamer met veel licht.

There is a large living room with lots of light.

Daar is de keuken met moderne apparaten.

There is the kitchen with modern appliances.

Er zijn ook twee slaapkamers op de bovenverdieping.

There are also two bedrooms on the upstairs floor.

Example 2

Kunt u mij iets vertellen over de badkamer?

Can you tell me something about the bathroom?

Er is een badkamer met een bad en een douche.

There is a bathroom with a bath and a shower.

Er is ook een aparte wc op de gang.

There is also a separate toilet in the corridor.

Er zijn voldoende kasten voor opslag.

There are sufficient cupboards for storage.

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

De garage

The garage

De tuin

The garden

Binnenkomen

To enter

De eetkamer

The dining room

De woonkamer

The living room

Exercise 4: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers

tuin achter | het huis. | een grote | Er is

comfortabele bank. | Daar is | met een | de woonkamer

eerste verdieping. | op de | drie slaapkamers | Er zijn

naast de | keuken. | een badkamer | Er is

auto in | we de | de garage. | Daar parkeren

Exercise 5: Match a word

Instruction: Match the translations

Exercise 6: Cluster the words

Instruction: Sleep elk woord naar de juiste categorie: kamers in het huis of dingen die je in het huis doet.

Kamers in het huis

Dingen die je in het huis doet

Exercise 7: Gebruik van 'er' en 'daar'

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Use of 'er' and 'daar'

Show translation Show answers

Er, er, daar

In de woonkamer staat een bank, maar ... is geen tafel.

De trap leidt naar boven, ... is de slaapkamer.

Ze werkt ... vier dagen per week.

Wij wonen ..., vlakbij het station.

... is een mooie tuin achter het huis.

... zijn veel winkels in deze buurt.

Grammar Share Copied!

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.31.2 Grammatica

Gebruik van 'er' en 'daar'

Use of 'er' and 'daar'

Verb conjugation tables for this lesson

Student worksheet

Share Copied!

Verhuizen to move house Share Copied!

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch	English
(ik) verhuis / verhuis	I move house
(jij) verhuist / verhuis	you move house
(hij/zij/het) verhuist	he/she/it moves house
(wij) verhuizen	we are moving house
(jullie) verhuizen	you move house
(zij) verhuizen	they move house

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

Our house