10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation
Previous Next

Vocabulary (14)

Binnenkomen (to enter) - Verb conjugation and exercises

Jij komt binnen in de winkel.

Show

You enter the shop. Show

Binnenkomen

Show

To enter Show

De gang: The corridor (Dutch)

Wij komen binnen en zien de gang met een mooie vloer.

Show

We come in and see the hallway with a beautiful floor. Show

De gang

Show

The corridor Show

De keuken: The kitchen (Dutch)

De keuken heeft een mooie vloer en ruime eetkamer.

Show

The kitchen has a beautiful floor and a spacious dining room. Show

De keuken

Show

The kitchen Show

De slaapkamer: The bedroom (Dutch)

De slaapkamer is naast de badkamer op de bovenverdieping.

Show

The bedroom is next to the bathroom on the upper floor. Show

De slaapkamer

Show

The bedroom Show

De trap: The stairs (Dutch)

De trap is smal en leidt naar de slaapkamer.

Show

The stairs are narrow and lead to the bedroom. Show

De trap

Show

The stairs Show

De tuin: The garden (Dutch)

De tuin is naast de woonkamer.

Show

The garden is next to the living room. Show

De tuin

Show

The garden Show

De vloer: The floor (Dutch)

De woonkamer heeft een mooie houten vloer.

Show

The living room has a beautiful wooden floor. Show

De vloer

Show

The floor Show

De muur: The wall (Dutch)

De muur van de woonkamer is wit en groot.

Show

The wall of the living room is white and large. Show

De muur

Show

The wall Show

De eetkamer: The dining room (Dutch)

Zij komen de eetkamer binnen vanuit de gang.

Show

They enter the dining room from the hallway. Show

De eetkamer

Show

The dining room Show

Schoonmaken (to clean) - Verb conjugation and exercises

Zij maken de ramen schoon.

Show

They clean the windows. Show

Schoonmaken

Show

To clean Show

De woonkamer: The living room (Dutch)

De woonkamer heeft een mooi uitzicht op de tuin.

Show

The living room has a beautiful view of the garden. Show

De woonkamer

Show

The living room Show

De badkamer: The bathroom (Dutch)

Jij maakt de badkamer schoon na het douchen.

Show

You clean the bathroom after showering. Show

De badkamer

Show

The bathroom Show

De garage: The garage (Dutch)

Binnen in de garage staat de blauwe auto geparkeerd.

Show

The blue car is parked inside the garage. Show

De garage

Show

The garage Show

Verhuizen (to move house) - Verb conjugation and exercises

Jij verhuist naar de derde verdieping.

Show

You are moving to the third floor. Show

Verhuizen

Show

To move house Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Noem de kamers van je huis of appartement. (Name the rooms of your house or appartment.)
  2. Beschrijf verschillende woningtypes. (Describe different housing types.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Our house

Example phrases:

Dit huis heeft zes kamers.

This house has six rooms.

De woonkamer bevindt zich op de begane grond, naast de hal.

The living room is on the ground level, next to the entrance hall.

Er is een balkon op de eerste verdieping.

There is a balcony on the first floor.

Mijn appartement heeft een keuken, een slaapkamer en een badkamer.

My apartment has a kitchen, a bedroom, and a bathroom.

De slaapkamer heeft een balkon.

The bedroom has a balcony.

Ik ben op zoek naar een eenkamerappartement.

I am looking for a one-bedroom apartment.

De huur voor de studio omvat alle maandelijkse kosten.

The rent for the studio includes all monthly costs.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
huis zijn | ruim en | in dit | licht. | De woonkamers
De woonkamers in dit huis zijn ruim en licht.
(The living rooms in this house are spacious and bright.)
2.
geparkeerd. | blauwe auto | staat de | Binnen in | de garage
Binnen in de garage staat de blauwe auto geparkeerd.
(The blue car is parked inside the garage.)
3.
de | Zij | kamer. | in | binnen | komt
Zij komt binnen in de kamer.
(She comes into the room.)
4.
naast | tuin | is | De | woonkamer. | de
De tuin is naast de woonkamer.
(The garden is next to the living room.)
5.
bovenverdieping. | op de | de badkamer | is naast | De slaapkamer
De slaapkamer is naast de badkamer op de bovenverdieping.
(The bedroom is next to the bathroom on the upper floor.)
6.
op de | De woonkamer | tuin. | heeft een | mooi uitzicht
De woonkamer heeft een mooi uitzicht op de tuin.
(The living room has a beautiful view of the garden.)
7.
groot. | van de | De muur | woonkamer is | wit en
De muur van de woonkamer is wit en groot.
(The wall of the living room is white and large.)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

De garage

The garage

2

De tuin

The garden

3

Binnenkomen

To enter

4

De eetkamer

The dining room

5

De woonkamer

The living room

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

verhuizen, verhuis, verhuist

1.
Zij ... morgen naar een grotere woning.
(They are moving to a larger house tomorrow.)
2.
Jullie ... de meubels binnen.
(You are moving the furniture inside.)
3.
Wij ... naar een huis met een tuin.
(We are moving to a house with a garden.)
4.
Hij ... de bank naar de woonkamer.
(He moves the couch to the living room.)
5.
Jij ... naar de derde verdieping.
(You are moving to the third floor.)
6.
Ik ... naar een nieuwe woning.
(I am moving to a new home.)

Exercise 5: Gebruik van 'er' en 'daar'

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Use of 'er' and 'daar'

Show translation Show answers

Er, er, daar

1.
In de woonkamer staat een bank, maar ... is geen tafel.
(There is a sofa in the living room, but there is no table.)
2.
De trap leidt naar boven, ... is de slaapkamer.
(The stairs lead upwards, there is the bedroom.)
3.
Ze werkt ... vier dagen per week.
(She works there four days a week.)
4.
Wij wonen ..., vlakbij het station.
(We live there, near the station.)
5.
... is een mooie tuin achter het huis.
(There is a beautiful garden behind the house.)
6.
... zijn veel winkels in deze buurt.
(There are many shops in this neighborhood.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.31.1 Grammatica

Gebruik van 'er' en 'daar'

Use of 'er' and 'daar'

Verb conjugation tables for this lesson

Verhuizen to move house

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik verhuis I move house
jij verhuist You move house
hij/zij/het verhuist He/she/it moves house
wij verhuizen We are moving house.
jullie verhuizen You are moving house
zij verhuizen They move house

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network