Verhuizen (to move house) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

 Verhuizen (to move house) - Verb conjugation and exercises

Verhuizen - Conjugation of To move house in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

All conjugations and tenses: Verhuizen (to move house) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Ons huis (Our house)

Conjugation of to move house in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik verhuis I move house
jij verhuist You move house
hij/zij/het verhuist He/she/it moves house
wij verhuizen We are moving house.
jullie verhuizen You are moving house
zij verhuizen They move house

Example phrases

Dutch English
Ik verhuis naar een nieuwe woning. I am moving to a new home.
Jij verhuist naar de derde verdieping. You are moving to the third floor.
Hij verhuist de bank naar de woonkamer. He moves the couch to the living room.
Wij verhuizen naar een huis met een tuin. We are moving to a house with a garden.
Jullie verhuizen de meubels binnen. You are moving the furniture inside.
Zij verhuizen morgen naar een grotere woning. They are moving to a larger house tomorrow.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

verhuizen, verhuis, verhuist

1.
Zij ... morgen naar een grotere woning.
(They are moving to a larger house tomorrow.)
2.
Jullie ... de meubels binnen.
(You are moving the furniture inside.)
3.
Wij ... naar een huis met een tuin.
(We are moving to a house with a garden.)
4.
Hij ... de bank naar de woonkamer.
(He moves the couch to the living room.)
5.
Jij ... naar de derde verdieping.
(You are moving to the third floor.)
6.
Ik ... naar een nieuwe woning.
(I am moving to a new home.)