Dutch A1 module 6: De stad en het dorp (The city and the village)
This is learning module 6 of 6 of our Dutch A1 syllabus. Each learning module contains 6 till 8 chapters.
Learning goals:
-
Bespreek de meest voorkomende dagelijkse situaties in een stad.
(Talk about most common daily situations in a city.)
-
Vragen en geven van richtingen.
(Ask and give directions.)
-
Vervoer en navigatie.
(Transportation and navigation.)
Lessons (8)
Learning goals
-
Beschrijf de locatie van diensten op een kaart.
(Describe the location of services on a map.)
-
Vraag naar de openingstijden van een bepaalde dienst.
(Ask for the opening hours of a certain service.)
-
Het voltooid deelwoord met hebben/zijn
(The past participle with have/be)
Learning goals
-
Vraag naar eten van het menu.
(Ask food from the menu.)
-
Reserveer een tafel in een restaurant.
(Reserve a table in a restaurant.)
-
Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
(Past participles as adjectives)
Learning goals
-
Leer de sporten
(Learn the sports)
-
Praat over de sporten die je beoefent
(Talk about the sports you practice)
-
Bijwoorden van frequentie (soms, vaak, nooit, ...)
(Adverbs of frequency (soms, vaak, nooit, ...))
Learning goals
-
Praat over je hobby's
(Talk about your hobbies)
-
Beschrijf activiteiten die je leuk vindt
(Describe activities that you enjoy)
-
Bijwoorden van tijd (nu, dan, morgen...)
(Adverbs of time (nu, dan, morgen...))
Learning goals
-
Koop een vervoerbewijs.
(Buy a transport ticket.)
-
Beschrijf manieren van vervoer.
(Describe ways of transportation.)
-
Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...)
(Prepositions of direction (door, langs, naar, ...))
Learning goals
-
Vraag om de weg in een stad
(Ask for directions in a city)
-
Aan een vreemde de weg wijzen
(Giving directions to a stranger)
-
Vraag naar het bestaan van een gebouw of dienst.
(Ask for the existence of a building or service.)
-
Gebiedende wijs
(Imperative)
Learning goals
-
Maak plannen met je vrienden voor vrijdagavond.
(Make plans with your friends for the Friday evening.)
-
Iemand uitnodigen voor een evenement.
(Invite somebody for an event.)
-
Gebruik van zullen (voorstel, belofte, waarschijnlijkheid)
(Use of zullen (suggestion, promise, probability))
Learning goals
-
Praat over culturele evenementen in de stad.
(Talk about culture events in the city.)
-
Ga naar het museum, een expositie, een muziekstuk...
(Go to the museum, an exposition, musical,...)
-
Woorden met een trema
(Words with a diaeresis)