10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Dutch A1.41: Describing hobbies

Hobby's beschrijven

Previous Next

Vocabulary (12)

Tekenen (to draw) - Verb conjugation and exercises

Wij tekenen de tuin.

Show

We draw the garden. Show

Tekenen

Show

To draw Show

Lezen (to read) - Verb conjugation and exercises

Jij leest vaak spannende verhalen.

Show

You often read exciting stories. Show

Lezen

Show

To read Show

Luisteren (to listen) - Verb conjugation and exercises

Luistert jij naar de weg naar het park?

Show

Are you listening to the way to the park? Show

Luisteren

Show

To listen Show

Schilderen (to paint) - Verb conjugation and exercises

Jij schildert een kleurrijke muur.

Show

You are painting a colorful wall. Show

Schilderen

Show

To paint Show

Het boek: The book (Dutch)

Ik lees nu het boek over schilderen.

Show

I am currently reading the book about painting. Show

Het boek

Show

The book Show

De film: The film (Dutch)

Ik kijk graag naar de film.

Show

I like watching the movie. Show

De film

Show

The film Show

De foto: The photo (Dutch)

De foto laat mijn hobby's zien.

Show

The photo shows my hobbies. Show

De foto

Show

The photo Show

De hobby: The hobby (Dutch)

Wanneer begint de hobbyavond met tekenen?

Show

When does the hobby evening with drawing start? Show

De hobby

Show

The hobby Show

De muziek: The music (Dutch)

Luister nu naar de muziek die speelt.

Show

Listen now to the music that is playing. Show

De muziek

Show

The music Show

Het schilderij: The painting (Dutch)

Morgen schilder ik een nieuw schilderij.

Show

Tomorrow I will paint a new painting. Show

Het schilderij

Show

The painting Show

Het instrument: The instrument (Dutch)

Ik speel vaak op het instrument.

Show

I often play the instrument. Show

Het instrument

Show

The instrument Show

Kijken (to watch) - Verb conjugation and exercises

Zij kijken samen naar de wedstrijd.

Show

They are watching the match together. Show

Kijken

Show

To watch Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Beschrijf de hobby op elke afbeelding. (Describe the hobby in each picture.)
  2. Wat is je favoriete activiteit? (What is your favorite activity?)
  3. Vraag de anderen naar hun hobby's? (Ask the others about their hobbies?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Describing hobbies

Example phrases:

De vrouw zingt.

The woman sings.

Ze zijn actief en doen aan sport.

They are active and do sports.

Ik luister heel graag naar muziek.

I like to listen to music very much.

Wat doe je graag?

What do you like to do?

Ik lees graag.

I like to read.

Ik hou van schilderen.

I like to paint.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
schilderen. | nu het | boek over | Ik lees
Ik lees nu het boek over schilderen.
(I am currently reading the book about painting.)
2.
boom. | tekenen | de | Zij
Zij tekenen de boom.
(They draw the tree.)
3.
de | instrumenten? | oefenen | Wanneer | met | we
Wanneer oefenen we met de instrumenten?
(When are we practicing with the instruments?)
4.
muur. | Jij | schildert | kleurrijke | een
Jij schildert een kleurrijke muur.
(You are painting a colorful wall.)
5.
we de | Wanneer bekijken | onze vakantie? | fotos van
Wanneer bekijken we de foto's van onze vakantie?
(When do we look at the pictures from our holiday?)
6.
laat | De | zien. | hobbys | mijn | foto
De foto laat mijn hobby's zien.
(The photo shows my hobbies.)
7.
nu | jij | tegenwoordig? | heb | Hoeveel | hobbys
Hoeveel hobby's heb jij nu tegenwoordig?
(How many hobbies do you have nowadays?)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Schilderen

To paint

2

Kijken

To watch

3

De foto

The photo

4

Het boek

The book

5

Tekenen

To draw

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct verb and tense.

Show translation Show answers

lezen, kijkt, lees, kijk, leest

1.
Zij ... boeken over kunst en schilderijen.
(They read books about art and paintings.)
2.
Jullie ... de krant bij het ontbijt.
(You read the newspaper at breakfast.)
3.
Ik ... graag een boek.
(I like to read a book.)
4.
Jij ... vaak spannende verhalen.
(You often read thrilling stories.)
5.
Wij ... samen in de bibliotheek.
(We read together in the library.)
6.
Hij ... een artikel over sport.
(He is reading an article about sports.)
7.
Ik ... vaak naar de film.
(I often watch the film.)
8.
Jij ... graag naar de foto's.
(You enjoy looking at the photos.)

Exercise 5: Bijwoorden van tijd (nu, dan, morgen...)

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Adverbs of time (nu, dan, morgen...)

Show translation Show answers

Morgen, nu, gauw, Wanneer, Dan, vandaag, Hoelang

1.
We schilderen ... samen in de tuin.
(We are painting together in the garden today.)
2.
Ik moet ... naar de bibliotheek om een boek te halen. Anders is het te laat.
(I have to go to the library now to get a book. Otherwise, it will be too late.)
3.
Laten we ... een film kijken.
(Let's watch a film soon.)
4.
... speel jij op je instrument?
(When do you play your instrument?)
5.
... gaan we samen naar de bibliotheek. Vandaag is hij gesloten.
(Tomorrow we will go to the library together. Today it is closed.)
6.
Morgen wordt het mooi weer. ... gaan we schilderen in de tuin.
(Tomorrow the weather will be nice. Then we will paint in the garden.)
7.
... teken jij per dag?
(How long do you draw each day?)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.41.1 Grammatica

Bijwoorden van tijd (nu, dan, morgen...)

Adverbs of time (nu, dan, morgen...)

Verb conjugation tables for this lesson

Lezen to read

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik lees I read
jij leest You read
hij/zij/het leest he/she/it reads
wij lezen we read
jullie lezen you read
zij lezen They read

Exercises and examples phrases

Kijken to watch

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik kijk I watch
jij kijkt You watch
hij/zij/het kijkt He/she/it watches
wij kijken we watch
jullie kijken You are watching
zij kijken They/they watch

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network