10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Dutch A1.8: Address and contact details

Adres en contactgegevens

Previous Next

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

Dutch A1.8.1 Exchanging contact information after the lesson

A1.8.1 Dialoog

Uitwisselen van contactgegevens na de les

Exchanging contact information after the lesson

Vocabulary (14)

Geven (to give) - Verb conjugation and exercises

Ik geef mijn telefoonnummer.

Show

I give my phone number. Show

Geven

Show

To give Show

De e-mail: The email (Dutch)

Kunt u de e-mails naar mijn adres sturen?

Show

Can you send the emails to my address? Show

De e-mail

Show

The email Show

De man: The man (Dutch)

De man woont in Amsterdam.

Show

The man lives in Amsterdam. Show

De man

Show

The man Show

De telefoon: The telephone (Dutch)

Wat is het telefoonnummer van jouw werk?

Show

What is your work phone number? Show

De telefoon

Show

The telephone Show

Het telefoonnummer: The phone number (Dutch)

Wat is jouw telefoonnummer, meneer?

Show

What is your telephone number, sir? Show

Het telefoonnummer

Show

The phone number Show

Het huisnummer: The house number (Dutch)

Wat is jouw huisnummer in deze straat?

Show

What is your house number on this street? Show

Het huisnummer

Show

The house number Show

De postcode: The postcode (Dutch)

Wat is jouw postcode, alstublieft?

Show

What is your postcode, please? Show

De postcode

Show

The postcode Show

De geboorteplaats: The birthplace (Dutch)

Vraag even naar de geboorteplaats van de man.

Show

Just ask about the man’s birthplace. Show

De geboorteplaats

Show

The birthplace Show

De geboortedatum: The date of birth (Dutch)

Wat is de geboortedatum van jouw zoon?

Show

What is your son's date of birth? Show

De geboortedatum

Show

The date of birth Show

Het voorvoegsel: The prefix (Dutch)

Heeft u het voorvoegsel voor mijn telefoonnummer?

Show

Do you have the area code for my phone number? Show

Het voorvoegsel

Show

The prefix Show

Het contact: The contact (Dutch)

Ik geef het contact van de leverancier.

Show

I am providing the supplier's contact information. Show

Het contact

Show

The contact Show

De vrouw: The woman (Dutch)

De vrouw geeft haar adres aan de man.

Show

The woman gives her address to the man. Show

De vrouw

Show

The woman Show

Ontvangen (receive) - Verb conjugation and exercises

Zij ontvangen het huisnummer van ons.

Show

They receive the house number from us. Show

Ontvangen

Show

Receive Show

Sturen (send) - Verb conjugation and exercises

Hij stuurt zijn huisnummer naar haar.

Show

He sends his house number to her. Show

Sturen

Show

Send Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Vraag iemand om hun contactgegevens. (Ask somebody for their contact details.)
  2. Deel je adres en contactgegevens. (Share your address and contact details.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Address and contact details

Example phrases:

Wat is jouw adres?

What is your address?

Mijn e-mailadres is student@colanguage.com.

My email is student@colanguage.com.

Mijn telefoonnummer is 61385748.

My phone number is 61385748.

Mag ik je telefoonnummer?

Can I have your phone number?

Kun je het me op WhatsApp sturen?

Can you send it to me on WhatsApp?

Heb je Instagram?

Do you have Instagram?

Mijn adres is "Hoofdstraat, nummer 5".

My address is "Main street, number 5".

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
jouw | postcode, | is | alstublieft? | Wat
Wat is jouw postcode, alstublieft?
(What is your postcode, please?)
2.
man | e-mail. | geeft | de | Jij | de
Jij geeft de man de e-mail.
(You give the man the email.)
3.
op het | feest? | Hoeveel mannen | zijn er
Hoeveel mannen zijn er op het feest?
(How many men are at the party?)
4.
werk? | het telefoonnummer | van jouw | Wat is
Wat is het telefoonnummer van jouw werk?
(What is your work phone number?)
5.
straat? | in deze | jouw huisnummer | Wat is
Wat is jouw huisnummer in deze straat?
(What is your house number on this street?)
6.
de telefoons | van het | kantoor. | Zij zoeken
Zij zoeken de telefoons van het kantoor.
(They are looking for the office telephones.)
7.
telefoonnummer? | voor mijn | Heeft u | het voorvoegsel
Heeft u het voorvoegsel voor mijn telefoonnummer?
(Do you have the area code for my phone number?)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Ontvangen

Receive

2

Het telefoonnummer

The phone number

3

De geboorteplaats

The birthplace

4

De vrouw

The woman

5

Het contact

The contact

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct verb and tense.

Show translation Show answers

sturen, geven, ontvangen, geef

1.
Jullie ... het contact per post.
(You send the contact by post.)
2.
Ik ... mijn telefoonnummer.
(I give my phone number.)
3.
... jullie ons telefoonnummer?
(Did you receive our phone number?)
4.
Wij ... het huisnummer aan de vrouw.
(We give the house number to the woman.)
5.
Zij ... de geboortedatum.
(They give the date of birth.)
6.
Zij ... het huisnummer van ons.
(They receive the house number from us.)
7.
Wij ... jouw voorvoegsel morgen.
(We will receive your prefix tomorrow.)
8.
Jullie ... het contact een voorvoegsel.
(You give the contact a prefix.)

Exercise 5: Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Present tense: regular verbs

Show translation Show answers

antwoordt, brengt, werken, loopt, blijf, drinken, werk, wacht

1. Werken:
Wij ... samen aan een project.
(We are working together on a project.)
2. Antwoorden:
Hij ... op mijn bericht.
(He replies to my message.)
3. Drinken:
Zij ... graag koffie in de ochtend.
(They like to drink coffee in the morning.)
4. Blijven:
Ik... bij jou.
(I stay with you.)
5. Wachten:
De leraar ... op de studenten.
(The teacher waits for the students.)
6. Lopen:
Het kind ... naar school.
(The child walks to school.)
7. Werken:
Ik ... in een restaurant.
(I work in a restaurant.)
8. Brengen:
Mijn vriend ... een cadeau mee.
(My friend is bringing a gift.)

Exercise 6: Hoofdzinnen en ja/nee-vragen

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Main clauses and yes/no questions

Show translation Show answers

kom, Woon, Zijn, woon

1.
... je in Amsterdam?
(Do you live in Amsterdam?)
2.
Ik ... nu in Rotterdam.
(I live in Rotterdam now.)
3.
... je ouders op vakantie?
(Are your parents on holiday?)
4.
Ik ... uit Nederland.
(I come from the Netherlands.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.8.2 Grammatica

Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden

Present tense: regular verbs

A1.8.3 Grammatica

Hoofdzinnen en ja/nee-vragen

Main clauses and yes/no questions

Verb conjugation tables for this lesson

Geven to give

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik geef I give
jij geeft You give
hij/zij/het geeft he/she/it gives
wij geven we give
jullie geven you give
zij geven they give

Exercises and examples phrases

Ontvangen receive

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik ontvang I receive
jij ontvangt You receive
hij/zij/het ontvangt he/she/it receives
wij ontvangen We receive
jullie ontvangen You receive
zij ontvangen They receive

Exercises and examples phrases

Sturen send

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik stuur I send
jij stuurt You send
hij/zij/het stuurt he/she/it sends
wij sturen we send
jullie sturen you send
zij sturen They send

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network