10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation
Previous Next

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

Dutch A1.23.1 Concerns about appearance

A1.23.1 Dialoog

Zorgen over het uiterlijk

Concerns about appearance

Vocabulary (14)

Blond: Blond (Dutch)

Het meisje is blond en heeft blauwe ogen.

Show

The girl is blonde and has blue eyes. Show

Blond

Show

Blond Show

Bruin: Brown (Dutch)

Zij heeft mooi bruin haar.

Show

She has beautiful brown hair. Show

Bruin

Show

Brown Show

Roodharig: Red-haired (Dutch)

Mijn vriendin is roodharig en heeft blauwe ogen.

Show

My girlfriend is ginger and has blue eyes. Show

Roodharig

Show

Red-haired Show

De bril: The glasses (Dutch)

De zwarte brillen passen bij zijn outfit.

Show

The black glasses match his outfit. Show

De bril

Show

The glasses Show

Groot: Tall (Dutch)

De kat is groot.

Show

The cat is large. Show

Groot

Show

Tall Show

Klein: Small (Dutch)

Hij heeft klein haar.

Show

He has small hair. Show

Klein

Show

Small Show

Kort: Short (Dutch)

Hij is vrij kort voor zijn leeftijd.

Show

He is rather short for his age. Show

Kort

Show

Short Show

Lang: Long (Dutch)

De man is lang en draagt een hoed.

Show

The man is tall and wears a hat. Show

Lang

Show

Long Show

Dun: Thin (Dutch)

De man is dun en atletisch.

Show

The man is slim and athletic. Show

Dun

Show

Thin Show

Dik: Thick (Dutch)

Hij heeft een dik boek bij zich.

Show

He has a thick book with him. Show

Dik

Show

Thick Show

Mooi: Beautiful (Dutch)

Het is een mooi gezicht met blauwe ogen.

Show

It is a beautiful face with blue eyes. Show

Mooi

Show

Beautiful Show

Lelijk: Ugly (Dutch)

Hij is lelijk, maar heel vriendelijk.

Show

He is ugly, but very friendly. Show

Lelijk

Show

Ugly Show

Lijken (to seem) - Verb conjugation and exercises

Ik lijk op mijn vader.

Show

I look like my father. Show

Lijken

Show

To seem Show

Kaal: bald (Dutch)

De man is kaal en draagt geen hoed.

Show

The man is bald and wears no hat. Show

Kaal

Show

Bald Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Beschrijf de mensen en dieren in de afbeeldingen. (Describe the people and animals in the pictures.)
  2. Beschrijf de persoon die naast je zit. (Describe the person sitting next to you.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Physical appearance

Example phrases:

De vrouw heeft lang bruin haar.

The woman has long brown hair.

Hij heeft kort zwart haar. Hij scheert zich.

He has short black hair. He shaves himself.

De hond is lang en dik.

The dog is tall and fat.

Claire is lang en heeft lang blond haar.

Claire is tall and has long blond hair.

Hij heeft kort donker haar.

He has short dark hair.

Hij is erg lang.

He is very tall.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
haar. | heeft | klein | Hij
Hij heeft klein haar.
(He has small hair.)
2.
mooie | huizen | duur. | Deze | zijn | vrij
Deze mooie huizen zijn vrij duur.
(These beautiful houses are quite expensive.)
3.
haar. | bruin | mooi | heeft | Zij
Zij heeft mooi bruin haar.
(She has beautiful brown hair.)
4.
een dik | zich. | Hij heeft | boek bij
Hij heeft een dik boek bij zich.
(He has a thick book with him.)
5.
door het | park. | De dunne | kinderen rennen
De dunne kinderen rennen door het park.
(The slim children run through the park.)
6.
leeftijd. | vrij kort | Hij is | voor zijn
Hij is vrij kort voor zijn leeftijd.
(He is rather short for his age.)
7.
winkel. | dames staan | bij de | De korte
De korte dames staan bij de winkel.
(The short ladies are standing by the shop.)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

De bril

The glasses

2

Blond

Blond

3

Lelijk

Ugly

4

Lijken

To seem

5

Mooi

Beautiful

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

lijken, lijk, lijkt

1.
Wij ... wel familie.
(We seem like family.)
2.
Ik ... op mijn vader.
(I look like my father.)
3.
Jij ... altijd moe.
(You always seem tired.)
4.
Jullie ... allemaal blij.
(You all seem happy.)
5.
Hij ... op een acteur.
(He looks like an actor.)
6.
Zij ... op elkaar.
(They look like each other.)

Exercise 5: Bijvoeglijke naamwoorden

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Adjectives

Show translation Show answers

warme, blonde, kleine, dik, dunne, oud, zwarte, vriendelijke

1. Dun:
De ... vrouw eet heel gezond.
(The thin woman eats very healthily.)
2. Blond:
De ... man draagt een bril.
(The blond man wears glasses.)
3. Oud:
Een ... huis kan veel geschiedenis hebben.
(An old house can have a lot of history.)
4. Klein:
Mijn ... zus heeft lang haar.
(My little sister has long hair.)
5. Dik:
Een ... boek kan veel informatie bevatten.
(A thick book can contain a lot of information.)
6. Warm:
Hij draagt een ... jas in de winter.
(He wears a warm coat in the winter.)
7. Zwart:
Mijn vader heeft een ... auto.
(My father has a black car.)
8. Vriendelijk:
De ... vrouw helpt graag anderen.
(The friendly woman likes to help others.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.23.2 Grammatica

Bijvoeglijke naamwoorden

Adjectives

Verb conjugation tables for this lesson

Lijken to seem

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik lijk I seem
jij lijkt You seem
hij/zij/het lijkt He/she/it seems
wij lijken We seem
jullie lijken You seem
zij lijken They seem

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network