10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Dutch A1.25: Emotions and feelings

Emoties en gevoelens

Previous Next

Vocabulary (13)

Bang: Afraid (Dutch)

Ik ben bang voor de storm.

Show

I am scared of the storm. Show

Bang

Show

Afraid Show

Zich voelen (to feel) - Verb conjugation and exercises

Wij voelen ons blij bij vrienden.

Show

We feel happy with friends. Show

Zich voelen

Show

To feel Show

Glimlachen (to smile) - Verb conjugation and exercises

Jij glimlacht omdat de zon schijnt.

Show

You smile because the sun is shining. Show

Glimlachen

Show

To smile Show

Gelukkig: Happy (Dutch)

Hij is gelukkig met zijn nieuwe bril.

Show

He is happy with his new glasses. Show

Gelukkig

Show

Happy Show

Verdrietig: Sad (Dutch)

Het kind is verdrietig en huilt.

Show

The child is sad and crying. Show

Verdrietig

Show

Sad Show

Goed: Good (Dutch)

De kleur van de bril is goed.

Show

The color of the glasses is fine. Show

Goed

Show

Good Show

Lachen (to laugh) - Verb conjugation and exercises

Zij lachen omdat het een fijne dag is.

Show

They are laughing because it is a nice day. Show

Lachen

Show

To laugh Show

Saai: Boring (Dutch)

Hij ziet er niet blij uit, want zijn boeken zijn saai.

Show

He does not look happy, because his books are boring. Show

Saai

Show

Boring Show

Rustig: Calm (Dutch)

Hij is rustig en blij vandaag.

Show

He is calm and happy today. Show

Rustig

Show

Calm Show

Zenuwachtig: Nervous (Dutch)

Ik ben soms zenuwachtig voor het examen.

Show

I am sometimes nervous about the exam. Show

Zenuwachtig

Show

Nervous Show

Slecht: Bad (Dutch)

Ik ben bang, want ik voel mij slecht.

Show

I am afraid because I feel unwell. Show

Slecht

Show

Bad Show

Blij: Happy (Dutch)

Hij is blij met zijn nieuwe blauwe bril.

Show

He is happy with his new blue glasses. Show

Blij

Show

Happy Show

Boos: Angry (Dutch)

De jongen is boos en hij lacht niet.

Show

The boy is angry and he does not laugh. Show

Boos

Show

Angry Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Wat is de emotie in elke afbeelding? (What is the emotion in each picture? )
  2. Vraag aan de persoon naast je hoe ze zich voelen. (Ask the person next to you how they feel.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Dutch A1.25: Emotions and feelings

Example phrases:

De jongen op de eerste foto is blij.

The boy in the first picture is happy.

Het meisje voelt zich moe.

The girl feels tired.

Zij is erg boos.

She is very angry.

Hoe voel je je?

How are you feeling?

Ik ben rustig en gelukkig.

I am calm and happy.

Ik ben een beetje moe.

I am a bit tired.

...

Exercise 2: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers Show translation
1.
lacht niet. | is boos | en hij | De jongen
De jongen is boos en hij lacht niet.
(The boy is angry and he does not laugh.)
2.
brillen | zijn | mij. | De | goede | voor
De brillen zijn goede voor mij.
(The glasses are good for me.)
3.
storm. | bang | voor | ben | Ik | de
Ik ben bang voor de storm.
(I am scared of the storm.)
4.
er niet | want zijn | Hij ziet | boeken zijn | saai. | blij uit,
Hij ziet er niet blij uit, want zijn boeken zijn saai.
(He does not look happy, because his books are boring.)
5.
zijn nieuwe | blauwe bril. | Hij is | blij met
Hij is blij met zijn nieuwe blauwe bril.
(He is happy with his new blue glasses.)
6.
bezoeken. | als wij | Wij glimlachen | de markt
Wij glimlachen als wij de markt bezoeken.
(We smile when we visit the market.)
7.
ben. | lach | blij | ik | wanneer | Ik
Ik lach wanneer ik blij ben.
(I laugh when I am happy.)

Exercise 3: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Zenuwachtig

Nervous

2

Lachen

To laugh

3

Verdrietig

Sad

4

Blij

Happy

5

Boos

Angry

Exercise 4: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct verb and tense.

Show translation Show answers

voelen je/jullie, lacht, voel me, voelen ons, voelt zich, lachen, voelt je

1.
... zenuwachtig voor de test?
(Do you feel nervous about the test?)
2.
Jullie ... veel op het feestje.
(You are laughing a lot at the party.)
3.
... je boos op hem?
(Do you feel angry at him?)
4.
Ik ... gelukkig vandaag.
(I feel happy today.)
5.
Wij ... samen om een grap.
(We laugh together at a joke.)
6.
Jij ... om de grappige film.
(You laugh at the funny film.)
7.
Wij ... blij bij vrienden.
(We feel happy with friends.)
8.
Hij ... rustig in de ochtend.
(He feels calm in the morning.)

Exercise 5: Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,...

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Prepositions Om, door, aan, naar, met,...

Show translation Show answers

Door, om, aan, door, naar

1.
Op school lacht iedereen ... de mop van de leraar.
(At school, everyone laughs at the teacher's joke.)
2.
... het wandelen voel ik mij terug rustig.
(By walking I feel calm again.)
3.
Ik ben blij, want we vertrekken ... Spanje
(I am happy because we are going to Spain)
4.
Ik geef een knuffel ... mijn moeder, omdat ze verdrietig is.
(I give my mother a hug because she is sad.)
5.
Ik ben boos, want de trein ... mijn werk is altijd te laat.
(I am angry because the train to my work is always late.)
6.
Ik ben zenuwachtig ... het examen.
(I am nervous because of the exam.)
7.
... de harde wind ben ik een beetje bang.
(The strong wind makes me a bit scared.)
8.
Ik stuur een kaart ... mijn oma. Dat maakt haar gelukkig.
(I send a card to my grandma. That makes her happy.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.25.1 Grammatica

Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,...

Prepositions Om, door, aan, naar, met,...

Verb conjugation tables for this lesson

Lachen to laugh

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik lach I laugh
jij lacht You laugh
hij/zij/het lacht He/she/it laughs
wij lachen We laugh
jullie lachen You laugh
zij lachen They laugh

Exercises and examples phrases

Zich voelen to feel

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
ik voel me I feel
jij voelt je you feel
hij/zij/het voelt zich he/she/it feels
wij voelen ons we feel
jullie voelen je/jullie You feel
zij voelen zich They feel

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏

Lanzadera Marina de Empresas Google for Startups Universitat Siegen European Digital Innovation Hubs Network