Vocabulary (14)

 Een appartement zoeken: Looking for a flat (Dutch)

Een appartement zoeken

Show

Looking for a flat Show

 De buurt: The neighbourhood (Dutch)

De buurt

Show

The neighbourhood Show

 De reclame: The advertisement (Dutch)

De reclame

Show

The advertisement Show

 De advertentie: The advertisement (Dutch)

De advertentie

Show

The advertisement Show

 De aankondiging: The announcement (Dutch)

De aankondiging

Show

The announcement Show

 Gemeubileerd: Furnished (Dutch)

Gemeubileerd

Show

Furnished Show

 Renoveren (to renovate) - Verb conjugation and exercises

Renoveren

Show

To renovate Show

 Ondertekenen (to sign) - Verb conjugation and exercises

Ondertekenen

Show

To sign Show

 De makelaar: The estate agent (Dutch)

De makelaar

Show

The estate agent Show

 De servicekosten: The service charges (Dutch)

De servicekosten

Show

The service charges Show

 De aankoop: The purchase (Dutch)

De aankoop

Show

The purchase Show

 Een hypotheek afsluiten: Taking out a mortgage (Dutch)

Een hypotheek afsluiten

Show

Taking out a mortgage Show

 Het huurcontract: The lease agreement (Dutch)

Het huurcontract

Show

The lease agreement Show

 De huur betalen: paying the rent (Dutch)

De huur betalen

Show

Paying the rent Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Conversation exercise

Instruction:

  1. Huur jij de woning of het huis waarin je woont of heb je het gekocht? (Do you rent the appartment or house where you live or did you buy it?)
  2. Moest u uw huis renoveren? Hoe lang heeft dat geduurd? (Did you have to renovate your home? How long did that take?)
  3. Was uw huis gemeubileerd of leeg toen u erin trok? (Was your home furnished or empty when you moved in?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Ik huur mijn appartement. Maar ik zal binnenkort een huis kopen.

I rent my appartment. But I will soon buy a house.

Ik heb ons huis 2 jaar geleden samen met mijn partner gekocht.

I bought our house 2 years ago together with my partner.

We moesten bijna het hele huis renoveren. Het kostte ons meer dan een jaar.

We had to renovate almost the whole house. It took us over a year.

Mijn appartement was net gerenoveerd toen ik het kocht en erin trok.

My appartment was freshly renovated when I bought it and moved in.

Het appartement was volledig gemeubileerd toen ik er introk.

The appartment was fully furnished when I moved in.

Sommige kamers in het huis waren gemeubileerd, andere niet.

Some rooms in the house were furnished, others weren't.

...

Exercise 2: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

Exercise 3: Match a word

Instruction: Match the translations

Zou ik de makelaar even kunnen spreken? (Could I speak to the estate agent for a moment?)
We zouden graag een appartement in deze buurt willen kopen. (We would like to buy a flat in this area.)
Zou u de huur voor 1 juli kunnen betalen? (Could you pay the rent by 1 July?)
Zou ik een hypotheek via deze bank kunnen afsluiten? (Could I take out a mortgage with this bank?)

Exercise 4: Cluster the words

Instruction: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die je gebruikt bij het kopen van een huis en woorden die je gebruikt bij het huren van een huis.

Een huis kopen

Een huis huren

Exercise 5: Onvoltooid verleden toekomende tijd

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Imperfect future tense

Show translation Show answers

zou ondertekenen, zouden, zou huren, betalen, zou bellen, zou, kopen, zijn, zou bevestigen

1. Huren:
Hij zei dat hij een huis ... in de stad.
(He said that he would rent a house in the city.)
2. Zijn:
Volgens de advertentie ... het appartement volledig gerenoveerd ....
(According to the advertisement, the apartment would be completely renovated.)
3. Kopen:
We ... een appartement ... vlakbij het centrum.
(We would buy an apartment near the centre.)
4. Bellen:
De makelaar zei dat hij morgen terug ....
(The estate agent said that he would call back tomorrow.)
5. Kopen:
Als ik meer geld had, ... ik een appartement ... in plaats van huren.
(If I had more money, I would buy an apartment instead of renting.)
6. Betalen:
Ik ... de servicekosten deze week ....
(I would pay the service charges this week.)
7. Ondertekenen:
Hij zei dat hij het huurcontract deze week ....
(He said that he would sign the lease contract this week.)
8. Bevestigen:
Ik wist niet of ik de aankoop ....
(I did not know whether I would confirm the purchase.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

Verb conjugation tables for this lesson

Huren to rent

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Dutch English
ik zou huren I would rent
jij zou huren you would rent
hij/zij/het zou huren he/she/it would rent
wij zouden huren we would rent
jullie zouden huren you would rent
zij zouden huren they would rent

Exercises and examples phrases

Kopen buy

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Dutch English
ik zou kopen I would buy
jij zou kopen you would buy
hij/zij/het zou kopen he/she/it would buy
wij zouden kopen we would buy
jullie zouden kopen you would buy
zij zouden kopen they would buy

Exercises and examples phrases

Zoeken search

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Dutch English

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏