Teaching guidelines +/- 15 minutes

Audio and video

  1. Structure: persoon + werkwoord + object. For example: 'Ik houd van muziek'.
 Uitdrukking (Expression)Voorbeeld (Example)
Voorkeuren (Preferences)Houden van
Leuk vinden
Dol zijn op
Ik houd van blauw. (I like blue.)
Ik vind dansen leuk. (I like dancing.)
Ik ben dol op chocolade. (I love chocolate.)
Afkeuren (Disapprove)Niet houden van
Niet leuk vinden
Haten
Ik houd niet van geel. (I don't like yellow.)
Ik vind dansen niet leuk. (I don't like dancing.)
Ik haat geweld. (I hate violence.)

Exercise 1: Het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren

Instruction: Fill in the correct word.

Show translation Show answers

houd, haten, zijn, houdt, vindt

1. Dol zijn op:
Wij ... dol op groene appels.
(We love green apples.)
2. Niet leuk vinden:
Hij ... die gele jas niet leuk.
(He doesn't like that yellow jacket.)
3. Houden van:
Ik ... van de kleur blauw.
(I love the colour blue.)
4. Haten:
Zij ... rode tomaten.
(They hate red tomatoes.)
5. Niet houden van:
Jij ... niet van oranje.
(You don't like orange.)

Exercise 2: Multiple Choice

Instruction: Choose the correct solution

1. Ik houd ___ blauwe muren in de woonkamer.

(I love blue walls in the living room.)

2. Zij vindt rood haar ___ omdat het opvallend is.

(She likes red hair because it is striking.)

3. Wij zijn dol ___ groene planten in het kantoor.

(We love green plants in the office.)

4. Hij houdt niet ___ gele muren, ze zijn te fel.

(He doesn't like yellow walls, they are too bright.)

5. Jij ___ zwarte kleding omdat het somber is.

(You hate black clothing because it is sombre.)

6. Ik vind oranje bloemen niet ___ in het huis.

(I don't like orange flowers in the house.)