Passen (to try on) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood) Share Copied!

Passen - Conjugation of To try on in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)
All conjugations and tenses: Passen (to try on) - Verb conjugation and exercises
Syllabus: Dutch lesson - In de kledingwinkel (At the clothing shop)
Conjugation of to try on in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Dutch | English |
---|---|
ik pas | I try on |
jij past | You try on |
hij/zij/het past | he/she/it tries on |
wij passen | we try on |
jullie passen | You try on |
zij passen | They try on |
Example phrases
Dutch | English |
---|---|
Ik pas de spijkerbroek. | I try on the jeans. |
Past de jas goed? | Does the coat fit well? |
Hij past de maat 40. | He fits size 40. |
Wij passen de kleding samen. | We fit the clothes together. |
Passen jullie deze laarzen? | Do these boots fit you? |
Zij passen de schoenen. | They are trying on the shoes. |
Exercise: Verb conjugation
Instruction: Choose the correct form.
pas, past, passen
1.
... jullie deze laarzen?
(Do these boots fit you?)
2.
Zij ... de schoenen.
(They are trying on the shoes.)
3.
Wij ... de kleding samen.
(We fit the clothes together.)
4.
Hij ... de maat 40.
(He fits size 40.)
5.
Ik ... de spijkerbroek.
(I try on the jeans.)
6.
... de jas goed?
(Does the coat fit well?)