Beginnen (begin) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood) Share Copied!
Beginnen - Conjugation of Begin in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)
All conjugations and tenses: Beginnen (begin) - Verb conjugation and exercises
Syllabus: Dutch lesson - Dagelijkse routines (Daily routines)
Conjugation of begin in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
| Dutch | English |
|---|---|
| ik begin | I begin |
| jij begint | you begin |
| hij/zij/het begint | he/she/it begins |
| wij beginnen | We begin |
| jullie beginnen | you begin |
| zij beginnen | They begin |
Example phrases
| Dutch | English |
|---|---|
| Ik begin maandag met werken. | I begin working on Monday. |
| Jij begint morgen met koken. | You begin cooking tomorrow. |
| Hij begint vandaag met sporten. | He begins exercising today. |
| Wij beginnen zondag met studeren. | We begin studying on Sunday. |
| Jullie beginnen 's middags met lopen. | You start walking in the afternoon. |
| Zij beginnen dinsdag met het project. | They begin the project on Tuesday. |
Exercise: Verb conjugation
Instruction: Choose the correct form.
begin, begint, beginnen
1.
Ik ... maandag met werken.
(I begin working on Monday.)
2.
Jij ... morgen met koken.
(You begin cooking tomorrow.)
3.
Hij ... vandaag met sporten.
(He begins exercising today.)
4.
Wij ... zondag met studeren.
(We begin studying on Sunday.)
5.
Jullie ... 's middags met lopen.
(You start walking in the afternoon.)
6.
Zij ... dinsdag met het project.
(They begin the project on Tuesday.)