10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Zich voorstellen (to introduce oneself) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

Zich voorstellen (to introduce oneself) - Verb conjugation and exercises

Zich voorstellen - Conjugation of To introduce oneself in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

All conjugations and tenses: Zich voorstellen (to introduce oneself) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Je naam zeggen (Telling your name)

Conjugation of to introduce oneself in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) stel me voor I introduce myself
(jij) stelt je voor / stel je voor You introduce yourself
(hij/zij/het) stelt zich voor he/she/it introduces himself/herself/itself
(wij) stellen ons voor we introduce ourselves
(jullie) stellen je voor you introduce yourselves
(zij) stellen zich voor they introduce themselves

Example phrases

Dutch English
Ik stel me voor tijdens het sollicitatiegesprek. I introduce myself during the job interview.
Stel je voor aan de personeelszaken vandaag. Introduce yourself to human resources today.
Hij stelt zich voor aan de werkgever. He introduces himself to the employer.
Wij stellen ons voor aan de afdeling marketing. We introduce ourselves to the marketing department.
Jullie stellen je voor aan de werkzoekenden. You introduce yourselves to the job seekers.
Zij stellen zich voor aan de personeelsmanager. They introduce themselves to the personnel manager.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

stellen zich voor, stel, voor, stellen ons voor, stel me voor, stelt zich voor, stellen je voor, je

1.
Jullie ... aan de werkzoekenden.
(You introduce yourselves to the job seekers.)
2.
Hij ... aan de werkgever.
(He introduces himself to the employer.)
3.
... ... ... aan de personeelszaken vandaag.
(Introduce yourself to human resources today.)
4.
Zij ... aan de personeelsmanager.
(They introduce themselves to the personnel manager.)
5.
Ik ... tijdens het sollicitatiegesprek.
(I introduce myself during the job interview.)
6.
Wij ... aan de afdeling marketing.
(We introduce ourselves to the marketing department.)