Slapen (sleep) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

 Slapen (sleep) - Verb conjugation and exercises

Slapen - Conjugation of Sleep in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

All conjugations and tenses: Slapen (sleep) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Dagelijkse routines (Daily routines)

Conjugation of sleep in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) slaap I sleep
(jij) slaapt/slaapt you sleep
(hij/zij/het) slaapt he/she/it sleeps
(wij) slapen we sleep
(jullie) slapen you sleep
(zij) slapen they sleep

Example phrases

Dutch English
Ik slaap niet goed tijdens het weekend. I do not sleep well during the weekend.
Jij slaapt na het douchen altijd rustig. You always sleep peacefully after showering.
Hij slaapt elke dag minstens acht uur. He sleeps at least eight hours every day.
Wij slapen op zondag graag langer uit. We like to sleep in longer on Sundays.
Jullie slapen te laat als je werkt morgen. You sleep too late if you work tomorrow.
Zij slapen altijd vroeg voor werk. They always go to bed early for work.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

slaap, slaapt, slapen

1.
Zij ... altijd vroeg voor werk.
(They always go to bed early for work.)
2.
Ik ... niet goed tijdens het weekend.
(I do not sleep well during the weekend.)
3.
Hij ... elke dag minstens acht uur.
(He sleeps at least eight hours every day.)
4.
Jij ... na het douchen altijd rustig.
(You always sleep peacefully after showering.)
5.
Jullie ... te laat als je werkt morgen.
(You sleep too late if you work tomorrow.)
6.
Wij ... op zondag graag langer uit.
(We like to sleep in longer on Sundays.)