10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Brengen (bring) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

Brengen (bring) - Verb conjugation and exercises

Brengen - Conjugation of Bring in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

All conjugations and tenses: Brengen (bring) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Huishoudelijke apparaten (Household appliances)

Conjugation of bring in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) breng I bring
(jij) brengt/brengt you bring
(hij/zij/het) brengt he/she/it brings
(wij) brengen we bring
(jullie) brengen you bring
(zij) brengen they bring

Example phrases

Dutch English
Ik breng de pan naar de keuken. I bring the pan to the kitchen.
Jij brengt de oven aan voor het bakken. You bring the oven on for baking.
Hij brengt de vaat in de afwasmachine. He brings the dishes into the dishwasher.
Wij brengen de boodschappen binnen. We bring the groceries in.
Jullie brengen de stofzuiger naar de garage. You bring the vacuum cleaner to the garage.
Zij brengen de verwarming aan in de woonkamer. They bring the heating into the living room.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

brengt, brengen, breng

1.
Hij ... de vaat in de afwasmachine.
(He brings the dishes into the dishwasher.)
2.
Jij ... de oven aan voor het bakken.
(You bring the oven on for baking.)
3.
Zij ... de verwarming aan in de woonkamer.
(They bring the heating into the living room.)
4.
Ik ... de pan naar de keuken.
(I bring the pan to the kitchen.)
5.
Wij ... de boodschappen binnen.
(We bring the groceries in.)
6.
Jullie ... de stofzuiger naar de garage.
(You bring the vacuum cleaner to the garage.)