Sluiten (to close) - Verb conjugation and exercises Share Copied!

Conjugation of sluiten (to close) for all verb tenses with example phrases and exercises.

Learning materials that implement this verb:

Level: A1

Module 5: Thuis (At home)

Lesson 32: Meubilair (Furniture)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Sluiten (to close)	Gesloten (Closed)

Verb tenses

Aantonende wijs

Dutch	English
(ik) zal gesloten hebben	I will have closed
(jij) zult gesloten hebben / zal gesloten hebben	you will have closed
(hij/zij/het) zal gesloten hebben	he/she/it will have closed
(wij) zullen gesloten hebben	we will have closed
(jullie) zullen gesloten hebben	you will have closed
(zij) zullen gesloten hebben	They will have closed

Dutch	English
(ik) zal hebben gesloten	I will have closed
(jij) zult/zal hebben gesloten	You will have closed
(hij/zij/het) zal hebben gesloten	he/she/it will have closed
(wij) zullen hebben gesloten	we will have closed
(jullie) zullen hebben gesloten	you will have closed
(zij) zullen hebben gesloten	They will have closed

Conditionele wijs

Dutch	English
(ik) zou sluiten	I would close
(jij) zou sluiten	you would close
(hij/zij/het) zou sluiten	he would close/she would close/it would close
(wij) zouden sluiten	we would close
(jullie) zouden sluiten	you would close
(zij) zouden sluiten	they would close

Dutch	English
(ik) zou gesloten hebben	I would have closed
(jij) zou gesloten hebben	you would have closed
(hij/zij/het) zou gesloten hebben	he/she/it would have closed
(wij) zouden gesloten hebben	we would have closed
(jullie) zouden gesloten hebben	you would have closed
(zij) zouden gesloten hebben	they would have closed

Imperatief (gebiedende wijs)

Dutch	English
Sluit!	Close!