10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Ontbijten (to have breakfast) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

Ontbijten (to have breakfast) - Verb conjugation and exercises

Ontbijten - Conjugation of To have breakfast in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

All conjugations and tenses: Ontbijten (to have breakfast) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Dagelijkse routines (Daily routines)

Conjugation of to have breakfast in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) ontbijt I have breakfast
(jij) ontbijt / ontbijt you have breakfast
(hij/zij/het) ontbijt He/she/it has breakfast
(wij) ontbijten we have breakfast
(jullie) ontbijten you have breakfast
(zij) ontbijten They have breakfast

Example phrases

Dutch English
Ik ontbijt met brood en kaas elke ochtend. I have breakfast with bread and cheese every morning.
Jij ontbijt met een appel en koffie vandaag. You have breakfast with an apple and coffee today.
Hij ontbijt vroeg met eieren en melk. He has breakfast early with eggs and milk.
Wij ontbijten samen met sinaasappel en thee. We have breakfast together with orange and tea.
Jullie ontbijten met tomaat en komkommer thuis. You have breakfast with tomato and cucumber at home.
Zij ontbijten graag met boter en een banaan. They like to have breakfast with butter and a banana.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

ontbijt, ontbijten

1.
Ik ... met brood en kaas elke ochtend.
(I have breakfast with bread and cheese every morning.)
2.
Wij ... samen met sinaasappel en thee.
(We have breakfast together with orange and tea.)
3.
Jij ... met een appel en koffie vandaag.
(You have breakfast with an apple and coffee today.)
4.
Jullie ... met tomaat en komkommer thuis.
(You have breakfast with tomato and cucumber at home.)
5.
Hij ... vroeg met eieren en melk.
(He has breakfast early with eggs and milk.)
6.
Zij ... graag met boter en een banaan.
(They like to have breakfast with butter and a banana.)