10K+ students - 4.8/5

Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Gaan (go) - Verb conjugation and exercises

Conjugation of gaan (go) for all verb tenses with example phrases and exercises.

 Gaan (go) - Verb conjugation and exercises

Learning materials that implement this verb:

Level: A1

Module 2: Van uren tot seizoenen (From hours to seasons)

Lesson 12: Seizoenen, maanden en delen van het jaar (Seasons, months and parts of the year)

Infinitief Voltooid deelwoord
Gaan (Go) Gegaan (Gone)

Verb tenses

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Dutch English
ik ga I go
jij gaat you go
hij/zij/het gaat he/she/it goes
wij gaan we go
jullie gaan You go
zij gaan They go

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Dutch English
ik ging I went
jij ging You went
hij/zij/het ging he/she/it went
wij gingen We went
jullie gingen You went
zij gingen They went

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Dutch English
ik ben gegaan I have gone
jij bent gegaan You have gone
hij/zij/het is gegaan He/she/it has gone
wij zijn gegaan We have gone
jullie zijn gegaan You have gone
zij zijn gegaan They have gone

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Dutch English
ik ben gegaan I have gone
jij bent gegaan You have gone
hij/zij/het is gegaan He/she/it has gone
wij zijn gegaan We have gone
jullie zijn gegaan You have gone
zij zijn gegaan They have gone

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Dutch English
ik zal gaan I will go
jij zult/zal gaan You will go
hij/zij/het zal gaan He/she/it will go
wij zullen gaan we will go
jullie zullen gaan You will go
zij zullen gaan They will go

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Dutch English
ik zal gegaan zijn I will have gone
jij zult/zal gegaan zijn You will have gone
hij/zij/het zal gegaan zijn He/she/it will have gone
wij zullen gegaan zijn We will have gone
jullie zullen gegaan zijn You will have gone
zij zullen gegaan zijn They will have gone
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Dutch English
ik zou gaan I would go
jij zou gaan You would go
hij/zij/het zou gaan He/she/it would go
wij zouden gaan We would go
jullie zouden gaan You would go
zij zouden gaan They would go

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Dutch English
ik zou gegaan zijn I would have gone
jij zou gegaan zijn You would have gone
hij/zij/het zou gegaan zijn He/she/it would have gone
wij zouden gegaan zijn We would have gone
jullie zouden gegaan zijn You would have gone
zij zouden gegaan zijn They would have gone
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Dutch English
Ga! Go!