10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Blijven (stay) - Verb conjugation and exercises

Conjugation of blijven (stay) for all verb tenses with example phrases and exercises.

Blijven (stay) - Verb conjugation and exercises

Learning materials that implement this verb:

Level: A1

Module 5: Thuis (At home)

Lesson 37: Jouw huisdieren (Your pets)

Infinitief Voltooid deelwoord
Blijven (Stay) Gebleven (Stayed)

Verb tenses

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Dutch English
ik blijf I stay
jij blijft You stay
hij/zij/het blijft He/she/it stays
wij blijven we stay
jullie blijven You stay
zij blijven They stay

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Dutch English
ik bleef I stayed
jij bleef You stayed
hij/zij/het bleef He/she/it stayed
wij bleven We stayed
jullie bleven You stayed
zij bleven They stayed

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Dutch English
ik ben gebleven I have stayed
jij bent gebleven You have stayed
hij/zij/het is gebleven He/she/it has stayed
wij zijn gebleven We have stayed
jullie zijn gebleven You have stayed
zij zijn gebleven They have stayed

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Dutch English
ik ben gebleven I have stayed
jij bent gebleven/ben gebleven You have stayed
hij/zij/het is gebleven He/she/it has stayed
wij zijn gebleven We have stayed
jullie zijn gebleven You have stayed
zij zijn gebleven They stayed

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Dutch English
ik zal blijven I will stay
jij zult blijven You will stay
hij/zij/het zal blijven He/she/it will stay
wij zullen blijven We will stay
jullie zullen blijven You will stay
zij zullen blijven They will stay

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Dutch English
ik zal gebleven zijn I will have stayed
jij zal/zult gebleven zijn You will have stayed
hij/zij/het zal gebleven zijn He/she/it will have stayed
wij zullen gebleven zijn we will have stayed
jullie zullen gebleven zijn You will have stayed
zij zullen gebleven zijn they will have stayed
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Dutch English
ik zou blijven I would stay
jij zou blijven You would stay
hij/zij/het zou blijven He/she/it would stay
wij zouden blijven We would stay
jullie zouden blijven You all would stay
zij zouden blijven They would stay

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Dutch English
ik zou gebleven zijn I would have stayed
jij zou gebleven zijn You would have stayed
hij/zij/het zou gebleven zijn He/she/it would have stayed
wij zouden gebleven zijn We would have stayed
jullie zouden gebleven zijn You would have stayed
zij zouden gebleven zijn They would have stayed
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Dutch English
Blijf! Stay!