10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Bestellen (to order) - Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Past perfect, indicative mood)

Bestellen (to order) - Verb conjugation and exercises

Bestellen - Conjugation of to order in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the past perfect, indicative mood tense (Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs).

Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Past perfect, indicative mood)

All conjugations and tenses: Bestellen (to order) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Eten bestellen en uit eten gaan (Ordering food and dining out)

Conjugation of to order in Voltooid verleden tijd (VVT)

Dutch English
(ik) heb besteld I have ordered
(jij) hebt besteld / hebt besteld you have ordered / have ordered
(hij/zij/het) heeft besteld he/she/it has ordered
(wij) hebben besteld we have ordered
(jullie) hebben besteld you have ordered
(zij) hebben besteld they have ordered

Example phrases

Dutch English
Ik heb het gerecht besteld bij de bar. I have ordered the dish at the bar.
Jij hebt het drankje besteld in het restaurant. You have ordered the drink in the restaurant.
Hij heeft het voorgerecht besteld voor het diner. He ordered the starter for the dinner.
Wij hebben het hoofdgerecht besteld in de kantine. We have ordered the main course in the canteen.
Jullie hebben het nagerecht besteld na het eten. You have ordered the dessert after the meal.
Zij hebben de menukaart besteld om te kiezen. They have ordered the menu to choose.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

hebben, heeft, heb, hebt, besteld

1.
Wij ... het hoofdgerecht ... in de kantine.
(We have ordered the main course in the canteen.)
2.
Hij ... het voorgerecht ... voor het diner.
(He ordered the starter for the dinner.)
3.
Ik ... het gerecht ... bij de bar.
(I have ordered the dish at the bar.)
4.
Jij ... het drankje ... in het restaurant.
(You have ordered the drink in the restaurant.)
5.
Zij ... de menukaart ... om te kiezen.
(They have ordered the menu to choose.)
6.
Jullie ... het nagerecht ... na het eten.
(You have ordered the dessert after the meal.)