Bakken (to bake) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood) Share Copied!
Bakken - Conjugation of To bake in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)
All conjugations and tenses: Bakken (to bake) - Verb conjugation and exercises
Syllabus: Dutch lesson - Koken (Cooking)
Conjugation of to bake in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
| Dutch | English |
|---|---|
| ik bak | I bake |
| jij bakt | you bake |
| hij/zij/het bakt | he/she/it bakes |
| wij bakken | we bake |
| jullie bakken | You bake |
| zij bakken | They bake |
Example phrases
| Dutch | English |
|---|---|
| Ik bak koekjes in de keuken. | I am baking cookies in the kitchen. |
| Jij bakt het brood in de oven. | You bake the bread in the oven. |
| Hij bakt het hoofdgerecht vandaag. | He bakes the main course today. |
| Wij bakken taart voor het feest. | We bake cake for the party. |
| Jullie bakken samen in de kantine. | You are baking together in the canteen. |
| Zij bakken pizza in het restaurant. | They bake pizza in the restaurant. |
Exercise: Verb conjugation
Instruction: Choose the correct form.
bakt, bak, bakken
1.
Ik ... koekjes in de keuken.
(I am baking cookies in the kitchen.)
2.
Jij ... het brood in de oven.
(You bake the bread in the oven.)
3.
Zij ... pizza in het restaurant.
(They bake pizza in the restaurant.)
4.
Wij ... taart voor het feest.
(We bake cake for the party.)
5.
Jullie ... samen in de kantine.
(You are baking together in the canteen.)
6.
Hij ... het hoofdgerecht vandaag.
(He bakes the main course today.)