Dutch A1 module 4: Objecten en mensen beschrijven (Describing objects and people)

This is learning module 4 of 6 of our Dutch A1 syllabus. Each learning module contains 6 till 8 chapters.

Learning goals:

  • Beschrijf wat je in je omgeving ziet. (Describe what you see in your surroundings.)
  • Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden en voorwerpen. (Common adjectives and objects.)
  • Beschrijf het uiterlijk van mensen en dingen. (Describe the appearance of people and things.)

Word list (143)

Core vocabulary (99): Verbs: 18, Adjectives: 63, Nouns: 17, Sentences / word combination: 1
Context vocabulary: 45

Dutch English
Aan To
Anders Differently
Bang Afraid
Beter Better
Beterschap! Get well soon!
Bevallen To please
Bezweet Sweaty
Bitter Bitter
Blauw Blue
Blij Happy
Blond Blond
Blonde Blond
Boompje Small tree
Boos Angry
Breed Wide
Bruin Brown
Cadeautje Present
Dat That
De bril The glasses
De cirkel The circle
De dorst The thirst
De driehoek The triangle
De gezondheid The health
De griep The flu
De honger The hunger
De kleur The colour
De koorts The fever
De lijn The line
De pijn The pain
De rechthoek The rectangle
De rust The rest
De stilte The silence
Deurtje Little door
Deze This
Die That
Dik Thick
Dom Stupid
Donker Dark
Door Because of
Dun Thin
Dunne Slim
Eerlijk Honest
Geblesseerd Injured
Geel Yellow
Geen No
Gelukkig Happy
Gesloten Closed
Gezond Healthy
Glimlachen To smile
Goed Good
Graag Would like
Grijs Grey
Groen Green
Groot Tall
Hard Hard
Haten They hate
Heel Very
Helder Clear
Helpen To help
Het geluid The sound
Het medicijn The medicine
Het vierkant The square
Hoesten To cough
Hoog High
Horen To hear
Houd Love
Houdt Do not like
Jasje Jacket
Kaal Bald
Klein Small
Kleine Little
Knoopje Button
Kopje Cup
Kort Short
Krom Bent
Laag Low
Lachen To laugh
Lang Long
Lelijk Ugly
Licht Light
Liefste Prefer
Lijken To seem
Lui Lazy
Luider Louder
Mediteren To meditate
Minst Least
Moe Tired
Mooi Lovely
Naar I send a card to my grandma.
Nergens Anywhere
Niet Do not
Nooit Never
Om At
Ontmoeten To meet
Onvriendelijk Unfriendly
Open Open
Oranje Orange
Oud Old
Paars Purple
Recht Straight
Rood Red
Roodharig Red-haired
Roze Pink
Ruiken To smell
Rusten To rest
Rustig Calm
Saai Boring
Schrijven To write
Slecht Bad
Slim Intelligent
Smal Narrow
Uitgeput Exhausted
Verdrietig Sad
Verlegen Shy
Vinden Find
Vindt He finds
Vriendelijk Friendly
Vriendelijke Kind
Warme Warm
Weggetje Lane
Wijd Loose
Wit White
Woninkje Little flat
Zacht Soft
Zachter Softer
Zenuwachtig Nervous
Zetten Put
Zich ontspannen To relax
Zich voelen To feel
Ziek Ill
Zien See
Zijn Are
Zo So
Zoet Sweet
Zoetst Sweetest
Zout Salt
Zouter Saltier
Zus Sister
Zuur Sour
Zuurste Sourest
Zwaar Heavy
Zwart Black
Zwarte Black