Zich amuseren (to enjoy oneself) - Verb conjugation and exercises

Conjugation of zich amuseren (to enjoy oneself) for all verb tenses with example phrases and exercises.

 Zich amuseren (to enjoy oneself) - Verb conjugation and exercises

Learning materials that implement this verb:

Level: A2

Module 4: Levensstijl (Lifestyle)

Lesson 23: Hobbylessen (Hobby classes)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zich amuseren (to enjoy oneself) Zich geamuseerd (had fun)

Verb tenses

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Dutch English
(ik) amuseer me I enjoy myself
(jij) amuseert je / amuseer jij je you enjoy yourself / you enjoy yourself
(hij/zij/het) amuseert zich He/she/it enjoys himself/herself/itself
(wij) amuseren ons we enjoy ourselves
(jullie) amuseren je / amuseren jullie you enjoy yourself / you enjoy yourselves
(zij) amuseren zich they enjoy themselves

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Dutch English
(ik) amuseerde me I enjoyed myself
(jij) amuseerde je / amuseerde u you enjoyed yourself / you enjoyed yourself
(hij/zij/het) amuseerde zich he/she/it enjoyed himself/herself/itself
(wij) amuseerden ons we enjoyed ourselves
(jullie) amuseerden je / amuseerden u you enjoyed yourselves / you enjoyed yourself
(zij) amuseerden zich They enjoyed themselves

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Dutch English
(ik) heb me geamuseerd I have enjoyed myself
(jij) hebt je geamuseerd / hebt u geamuseerd You enjoyed yourself
(hij/zij/het) heeft zich geamuseerd He/she/it has enjoyed himself/herself/itself
(wij) hebben ons geamuseerd We have enjoyed ourselves
(jullie) hebben je geamuseerd you have enjoyed yourselves
(zij) hebben zich geamuseerd They have enjoyed themselves

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Dutch English
(ik) heb mij geamuseerd I enjoyed myself
(jij) heb jij je geamuseerd / hebt jij je geamuseerd you enjoyed yourself / you have enjoyed yourself
(hij/zij/het) heeft zich geamuseerd he/she/it has enjoyed himself/herself/itself
(wij) hebben ons geamuseerd We enjoyed ourselves
(jullie) hebben je geamuseerd You have enjoyed yourselves
(zij) hebben zich geamuseerd They enjoyed themselves

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Dutch English
ik zal me amuseren I will enjoy myself
jij zal je amuseren / zul je je amuseren You will enjoy yourself / will you enjoy yourself
hij/zij/het zal zich amuseren he/she/it will enjoy himself/herself/itself
wij zullen ons amuseren we will enjoy ourselves
jullie zullen je amuseren You will enjoy yourselves
zij zullen zich amuseren they will enjoy themselves

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Dutch English
(ik) zal me geamuseerd hebben I will have enjoyed myself
(jij) zal je geamuseerd hebben / zul je je geamuseerd hebben you will have enjoyed yourself
(hij/zij/het) zal zich geamuseerd hebben he/she/it will have enjoyed himself/herself/itself
(wij) zullen ons geamuseerd hebben we will have enjoyed ourselves
(jullie) zullen je geamuseerd hebben / zullen je je geamuseerd hebben you will have enjoyed yourself
(zij) zullen zich geamuseerd hebben They will have enjoyed themselves
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Dutch English
(ik) zou me amuseren I would enjoy myself
(jij) zou je amuseren you would enjoy yourself
(hij/zij/het) zou zich amuseren he/she/it would enjoy himself/herself/itself
(wij) zouden ons amuseren We would enjoy ourselves
(jullie) zouden je amuseren You would enjoy yourselves
(zij) zouden zich amuseren They would enjoy themselves

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Dutch English
ik zou mij geamuseerd hebben I would have enjoyed myself
jij zou je geamuseerd hebben You would have enjoyed yourself
hij/zij/het zou zich geamuseerd hebben he/she/it would have enjoyed himself/herself/itself
wij zouden ons geamuseerd hebben we would have enjoyed ourselves
jullie zouden je geamuseerd hebben You would have enjoyed yourselves
zij zouden zich geamuseerd hebben They would have enjoyed themselves
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Dutch English
Amuseer je! Enjoy yourself!