10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Dutch word list: A1 beginner (vocabulary)

Word list (651)

Dutch English
's Avonds In the evening
's Middags In the afternoon
's Morgens In the morning
's Nachts At night
Aaien To pet
Aanbieden To offer
Aangenaam Pleased to meet you
Aankomen Arrive
Aanzetten To turn on
Acht Eight
Aftrekken Subtraction
Afwassen To wash up
Antwoorden To answer
April April
Augustus August
Bakken To bake
Bang Afraid
Beginnen Begin
België Belgium
Bestellen To order
Betalen Pay
Beterschap! Get well soon!
Bevallen To please
Bewegen To move
Bezweet Sweaty
Binnenkomen To enter
Bitter Bitter
Blauw Blue
Blij Happy
Blijven Stay
Blond Blond
Boksen To box
Boodschappen doen Doing the shopping
Boos Angry
Breed Wide
Brengen Bring
Bruin Brown
Dagelijks Daily
Dansen To dance
De aardappel The potato
De aarde The earth
De achternaam The surname
De achtste The eighth
De acteur The actor
De actrice The actress
De advocaat The lawyer
De afwasmachine The dishwasher
De agenda The diary
De apotheek The pharmacy
De appel The apple
De arm The arm
De auto The car
De avond The evening
De badkamer The bathroom
De bakker The baker
De banaan The banana
De bank The sofa
De bar The bar
De bestuurder The driver
De bibliotheek The library
De bioscoop The cinema
De bloem The flower
De bloem The flour
De bloes The blouse
De boodschappenlijst The shopping list
De boom The tree
De boot The boat
De boter The butter
De brandweerman The firefighter
De bril The glasses
De broek The trousers
De broer The brother
De buik The belly
De bus The coach
De cassière The cashier
De cirkel The circle
De dag The day
De dans The dance
De datum The date
De derde The third
De deur The door
De discotheek The nightclub
De dochter The daughter
De dokter The doctor
De dorst The thirst
De douche The shower
De driehoek The triangle
De e-mail The email
De eerste The first
De eetkamer The dining room
De eieren The eggs
De eigenaar The owner
De euro The euro
De familie The family
De feestdag The holiday
De fiets The bicycle
De film The film
De foto The photo
De gang The corridor
De garage The garage
De geboortedatum The date of birth
De geboorteplaats The birthplace
De gezondheid The health
De griep The flu
De groente The vegetable
De halte The stop
De hand The hand
De handschoenen The gloves
De herfst The autumn
De hobby The hobby
De hond The dog
De honger The hunger
De hoofdstad The capital
De huisbaas The landlord
De hypotheek The mortgage
De ingenieur The engineer
De ingrediënten The ingredients
De jas The coat
De jongen The boy
De journalist The journalist
De jurk The dress
De kaart The card
De kaas The cheese
De kalender The calendar
De kamer The room
De kantine The canteen
De kapper The barber
De kassa The till
De kast The cupboard
De kat The cat
De keuken The kitchen
De kinderen The children
De kleding The clothing
De kleur The colour
De knoflook The garlic
De koelkast The fridge
De koffie The coffee
De kok The cook
De kom The bowl
De komkommer The cucumber
De koorts The fever
De korting The discount
De kunst The art
De kunstenaar The artist
De laarzen The boots
De lamp The lamp
De leeftijd The age
De lente Spring
De lepel The spoon
De leraar The teacher
De lijn The line
De loft The loft
De maand The month
De maat The size
De magnetron The microwave
De man The man
De manager The manager
De markt The market
De melk The milk
De meneer The gentleman
De menukaart The menu
De metro The underground
De middag The afternoon
De minuut The minute
De mist The mist
De moeder The mother
De mond The mouth
De monteur The mechanic
De muis The mouse
De muts The hat
De muur The wall
De muziek The music
De naam The name
De nacht The night
De nationaliteit The nationality
De neef The cousin
De negende The ninth
De nek The neck
De neus The nose
De nicht The niece
De ober The waiter
De ochtend The morning
De olie The oil
De oma The grandmother
De oom The uncle
De opa The grandfather
De ouders The parents
De oven The oven
De pan The pan
De paprika The pepper
De pijn The pain
De plant The plant
De politieagent The police officer
De portemonnee The wallet
De postcode The postcode
De pot The pot
De prijs The price
De rechthoek The rectangle
De regen The rain
De rekening The bill
De richting The direction
De riem The belt
De rok The skirt
De rug The back
De rust The rest
De schildpad The tortoise
De schoenen The shoes
De school The school
De show The show
De sinaasappel The orange
De sla The lettuce
De slaapkamer The bedroom
De slagroom The whipped cream
De sneeuw The snow
De spijkerbroek The jeans
De spoed The urgency
De sport The sport
De sportschool The gym
De stad The city
De steen The stone
De stiefbroer The stepbrother
De stiefmoeder The stepmother
De stiefvader The stepfather
De stiefzus The stepsister
De stilte The silence
De stoel The chair
De stofzuiger The vacuum cleaner
De storm The storm
De straat The street
De student The student
De suiker The sugar
De supermarkt The supermarket
De taal The language
De taart The cake
De tafel The table
De tante The aunt
De tas The cup
De taxi The taxi
De telefoon The telephone
De televisie The television
De temperatuur The temperature
De tentoonstelling The exhibition
De thee The tea
De tiende The tenth
De tijd The time
De tomaat The tomato
De tram The tram
De trap The stairs
De trein The train
De trui The jumper
De tuin The garden
De tuinman The gardener
De tweede The second
De ui The onion
De uitnodiging The invitation
De universiteit The university
De vader The father
De vakantie The holiday
De verjaardag The birthday
De verpleger The nurse
De verwarming The heating
De vierde The fourth
De vijfde The fifth
De villa The villa
De vinger The finger
De vis The fish
De vloer The floor
De voet The foot
De vogel The bird
De voornaam The first name
De vork The fork
De vriezer The freezer
De vrouw The woman
De wasmachine The washing machine
De wedstrijd The match
De week The week
De weg The road
De wind The wind
De winkel The shop
De winter The winter
De wolk The cloud
De woonkamer The living room
De wortel The carrot
De yoghurt The yoghurt
De zanger The singer
De zangeres The singer
De zesde The sixth
De zevende The seventh
De zomer The summer
De zon The sun
De zoon The son
De zus The sister
December December
Delen Share
Denemarken Denmark
Dertig Thirty
Dichtbij Nearby
Dienen Serve
Dik Thick
Dinsdag Tuesday
Doen Do
Dom Stupid
Donderdag Thursday
Donker Dark
Douchen To shower
Dragen To wear
Drie Three
Drinken Drink
Dromen To dream
Droog Dry
Duitsland Germany
Dun Thin
Duur Expensive
Eerlijk Honest
Eten Eat
Februari February
Fietsen To cycle
Finland Finland
Frankrijk France
Fris Fresh
Gaan Go
Geblesseerd Injured
Geboren worden To be born
Gebruiken To use
Geel Yellow
Gelukkig Happy
Gelukkige verjaardag! Happy birthday!
Gesloten Closed
Geven To give
Gezond Healthy
Gisteren Yesterday
Glimlachen To smile
Goed Good
Goedemiddag Good afternoon
Goedemorgen Good morning
Goedenavond Good evening
Goedendag Good day
Goedkoop Cheap
Gratis Free
Grijs Grey
Groen Green
Groot Tall
Half drie Half past two
Hallo Hello
Hard Hard
Haten Hate
Hebben Have
Helder Clear
Helpen To help
Herinneren Remember
Het T-shirt The T-shirt
Het Verenigd Koninkrijk The United Kingdom
Het adres The address
Het antwoord The answer
Het appartement The apartment
Het avondeten Dinner
Het bad The bath
Het basketbal Basketball
Het bed The bed
Het been The leg
Het bestek The cutlery
Het blad The leaf
Het boek The book
Het bord The plate
Het brood The bread
Het bureau The desk
Het cadeau The gift
Het centrum The city centre
Het concert The concert
Het contact The contact
Het contant geld The cash
Het drankje The drink
Het evenement The event
Het feest The party
Het fruit The fruit
Het geld The money
Het geluid The sound
Het gerecht The dish
Het gezicht The face
Het gezin The family
Het glas The glass
Het haar The hair
Het hoofd The head
Het hoofdgerecht The main course
Het hotel The hotel
Het huis The house
Het huisnummer The house number
Het instrument The instrument
Het is één uur. It is one o'clock.
Het is... It is...
Het jaar The year
Het kantoor The office
Het kleinkind The grandchild
Het klimaat The climate
Het konijn The rabbit
Het kunstwerk The artwork
Het kwartier The quarter hour
Het land The country
Het lichaam The body
Het medicijn The medicine
Het meisje The girl
Het mes The knife
Het moment The moment
Het museum The museum
Het nagerecht The dessert
Het ontbijt The breakfast
Het oog The eye
Het oor The ear
Het overhemd The shirt
Het pak The suit
Het park The park
Het postkantoor The post office
Het raam The window
Het recept The recipe
Het restaurant The restaurant
Het rijhuis The terraced house
Het schilderij The painting
Het seizoen The season
Het station The station
Het strijkijzer The iron
Het telefoonnummer The phone number
Het tennis Tennis
Het theater The theatre
Het toilet The toilet
Het uur The hour
Het vierkant The square
Het vlees The meat
Het vliegtuig The airplane
Het voetbal Football
Het voorgerecht The starter
Het voorvoegsel The prefix
Het water The water
Het weekend The weekend
Het weer The weather
Het winkelkarretje The shopping trolley
Het zaad The seed
Het ziekenhuis The hospital
Het zout The salt
Heten To be called
Hoe laat is het? What time is it?
Hoe oud ben je? How old are you?
Hoe? How?
Hoesten To cough
Hoeveel? How much?
Honderd One hundred
Hoog High
Horen To hear
Huisgemaakt Homemade
Huren To rent
Januari January
Jong Young
Juli July
Juni June
Kaal Bald
Kammen To comb
Kerstmis Christmas
Kijken To watch
Klaar Ready
Klein Small
Kletsen To chat
Koekjes Biscuits
Koken To cook
Komen To come
Kopen Buy
Kort Short
Kosten Cost
Koud Cold
Krom Bent
Kunnen Can
Kwart over Quarter past
Kwart voor Quarter to
Laag Low
Laat Late
Lachen To laugh
Lang Long
Langzaam Slowly
Lelijk Ugly
Leren Learn
Leuk je te ontmoeten! Nice to meet you!
Leven Live
Lezen To read
Licht Light
Lijken To seem
Linksaf Turn left
Lopen To walk
Lui Lazy
Luisteren To listen
Maandag Monday
Maart March
Maken Make
Mediteren To meditate
Mei May
Mengen Mix
Middernacht Midnight
Moe Tired
Moeten Must
Mogen May
Mooi Beautiful
Morgen Morning
Nederland The Netherlands
Negen Nine
Negentig Ninety
Nemen To take
Nieuwjaar The New Year
Nodig hebben To need
Noorwegen Norway
November November
Oktober October
Ontbijten To have breakfast
Ontmoeten To meet
Ontvangen Receive
Onvriendelijk Unfriendly
Open Open
Openen To open
Opstaan Get up
Optellen Add
Oranje Orange
Oud Old
Oud en nieuw New Year's Eve
Paars Purple
Pasen Easter
Passen To try on
Pinksteren Pentecost
Plannen To plan
Polen Poland
Portugal Portugal
Praten To talk
Recht Straight
Rechtdoor Straight ahead
Rechtsaf Turn right
Regenen To rain
Reserveren To reserve
Rijden To drive
Rood Red
Roodharig Red-haired
Roze Pink
Ruiken To smell
Rusten To rest
Rustig Calm
Saai Boring
Schilderen To paint
Schoonmaken To clean
Schrijven To write
September September
Slapen Sleep
Slecht Bad
Slim Intelligent
Sluiten To close
Smal Narrow
Snel Fast
Snijden Cutting
Spanje Spain
Spelen To play
Sporten To sport
Spreken To speak
Springen Jump
Sproeien To spray
Stipt Punctual
Stoppen To stop
Studeren To study
Sturen Send
Tachtig Eighty
Te voet On foot
Tekenen To draw
Tellen To count
Tien Ten
Tot morgen See you tomorrow
Tot straks See you later
Tot ziens See you later
Turnen To do gymnastics
Twee Two
Twintig Twenty
Uitgeput Exhausted
Uitzetten To turn off
Vandaag Today
Veertig Forty
Ver Far
Veranderen Change
Verdrietig Sad
Verhuizen To move house
Verjaren To have a birthday
Verkiezen Prefer
Verkopen To sell
Verlegen Shy
Vermenigvuldigen Multiply
Vertrekken To leave
Vier Four
Vieren Celebrate
Vijf Five
Vijf over Five past
Vijf voor Five to
Vijftig Fifty
Vinden Find
Vliegen To fly
Voelen Feel
Voorbereiden Prepare
Vragen Ask
Vriendelijk Friendly
Vrijdag The Friday
Vroeg Early
Waar kom je vandaan? Where are you from?
Waar? Where?
Waarheen? Where to?
Waarom? Why?
Wachten Wait
Wakker worden Wake up
Wandelen To walk
Wanneer? When?
Wat? What?
Werken To work
Willen To want
Winkelen Shopping
Wit White
Woensdag Wednesday
Wonen To live
Worden To become
Zaaien To sow
Zacht Soft
Zaterdag Saturday
Zeggen To say
Zenuwachtig Nervous
Zes Six
Zestig Sixty
Zetten Put
Zeven Seven
Zeventig Seventy
Zich aankleden Get dressed
Zich ontspannen To relax
Zich scheren To shave oneself
Zich voelen To feel
Zich voorstellen To introduce oneself
Zich wassen To wash oneself
Ziek Ill
Zien See
Zijn To be
Zingen To sing
Zitten To sit
Zoeken Search
Zoet Sweet
Zondag Sunday
Zonnig Sunny
Zorgen voor To care for
Zout Salt
Zullen To shall
Zuur Sour
Zwaar Heavy
Zwart Black
Zweden Sweden
Zwemmen To swim
Zwitserland Switzerland
Één One