10K+ students - 4.8/5

Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Subordinate clauses

Subordinate clauses are secondary sentences that depend on the main clause.

Grammatica: Bijzinnen

B1 Dutch Subordinate clauses

Level: A1

Module 1: Jezelf voorstellen (To introduce oneself)

Lesson 7: Beroepen en studies (Professions and studies)

Teaching guidelines +/- 15 minutes

Audio and video

  1. Subordinate clauses often begin with a conjunction such as dat, omdat, hoewel, etc.
  2. A subordinate clause can contain a subject and a verb, but it cannot form a complete sentence on its own.
  3. Subordinate clauses add extra information to the main clause and enrich its meaning.
HoofdzinSignaalwoordBijzinTypeStructuur uitleg
De man is mijn buurman.dieDe man, die rood haar heeft, is mijn buurman. (The man, who has red hair, is my neighbor.)BijvoeglijkExtra informatie over het zelfstandig naamwoord in de hoofdzin. Komma's worden gebruikt om de bijzin af te bakenen.
Ik kocht het boek gisteren.datIk kocht het boek, dat ik gisteren kocht. (I bought the book that I bought yesterday.)BijvoeglijkBijvoeglijke bijzin identificeert welk boek wordt besproken. Komma's markeren de bijzin.
Ik ga naar bed.wanneerIk ga naar bed wanneer het donker wordt. (I go to bed when it gets dark.)AdverbiaalBijzin geeft aan wanneer de actie in de hoofdzin plaatsvindt. Woordvolgorde kan veranderen.
Hij lachte.omdatHij lachte omdat hij een grap hoorde. (He laughed because he heard a joke.)AdverbiaalBijzin geeft de reden voor de actie in de hoofdzin aan. Woordvolgorde kan veranderen.
Hij zei het.datHij zei dat hij morgen zou komen. (He said that he would come tomorrow.)IngebedBijzin is ingebed in de hoofdzin en dient als het directe object. Komma's markeren de bijzin.
De auto staat voor de deur.dieDe auto, die blauw is, staat voor de deur. (The car, which is blue, is in front of the door.)BijvoeglijkBijvoeglijke bijzin geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord in de hoofdzin. Punctuatie: komma's.
Zij ging naar buiten.toenZij ging naar buiten toen het begon te regenen. (She went outside when it started to rain.)AdverbiaalBijzin geeft aan wanneer de actie in de hoofdzin plaatsvindt. Woordvolgorde kan veranderen.

Exceptions!

  1. Excessive use reduces readability.
  2. Pay attention to the verb order. The verb in the subordinate clause usually comes at the end.

Exercise 1: Subordinate clauses

Instruction: Fill in the correct word.

Show translation Show answers

omdat, wanneer, dat, die, waarom, als

1.
Hij is blij ... hij zijn examen heeft gehaald.
(He is happy that he passed his exam.)
2.
Ik weet niet ... hij zo boos is.
(I don't know why he is so angry.)
3.
De vrouw ... naast me zit, is mijn moeder.
(The woman who is sitting next to me is my mother.)
4.
Ze gaat naar de supermarkt ... ze boodschappen moet doen.
(She is going to the supermarket because she has to do some shopping.)
5.
Ik wil graag weten ... de trein morgen vertrekt.
(I would like to know when the train leaves tomorrow.)
6.
Hij vertelde me ... hij naar Spanje gaat op vakantie.
(He told me that he is going to Spain on vacation.)
7.
De kat ... in de tuin speelt, is van mijn buurman.
(The cat that is playing in the garden belongs to my neighbor.)
8.
We kunnen niet naar buiten gaan ... het regent.
(We can't go outside if it rains.)

Exercise 2: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

die


who

2

als


We can't go outside if it rains.

3

dat


that

4

omdat


because